Leghennen

Bij leghennen wordt er onderscheid gemaakt tussen (groot)ouderdieren, opfokpoeljen van legkippen en legkippen. Afhankelijk van de subcategorie zijn mogelijke huisvestingssystemen: batterijen, verrijkte kooien, volières, grondhuisvesting en vrije uitloop.

batterijen: (groot)ouderdieren, opfokpoeljen van legkippen en legkippen

Bij de klassieke batterij of kooisysteem voor opfokpoeljen van legkippen is de open mestopslag onder de batterij, al dan niet voorzien van een mestschuif (flat-deck-kooien, trapkooien of compactkooien voor natte mest). De kooien kunnen in één (flatdeck) of meerdere (trap en compact) etages boven elkaar geplaatst worden. Bij meerdere etages zijn op de kooien platen aanwezig waar de mest enige tijd op blijft liggen. Afhankelijk van het systeem valt de mest hier vanzelf vanaf of wordt verwijderd met behulp van schrapers. De mest (en het morswater) vallen in een kanaal onder de kooien. Dit kan een diepe put of een ondiepe goot met een schuif zijn. In het laatste geval wordt de schuif gebruikt om de mest naar een aparte kelder af te voeren. Voor de legkippen (incl. (groot)ouderdieren van legrassen) is het aantal dieren per m² afhankelijk van het aantal etages en varieert van 15 tot 40.

Om geurhinder, ammoniakemissie en vliegenoverlast te beperken, bezit dit stalsysteem vaak mestbandbeluchting. Per etage komt de mest door de draadbodem op een mestband terecht waar deze dan ingedroogd wordt tot een droge stof gehalte van gemiddelde 45 à 50%. Deze mest wordt dan afhankelijk van de hoeveelheid geproduceerde mest regelmatig van de mestbanden afgedraaid naar een centrale opslag (container of loods.) De frequentie van het afdraaien van de mest is in de opfok afhankelijk van de leeftijd van de dieren (kleine kuikentjes maken veel minder mest dan 16 weken oude poeljen.). Bijkomend voordeel van mestbandbeluchting is dat er drogere mest verkregen wordt, hetgeen betere mestafzetmogelijkheden biedt.

De Europese richtlijn 1999/74/EG verbiedt vanaf 2003 de bouw van de klassieke legbatterijen of kooisystemen. Bestaande batterijen moeten vanaf deze datum tevens aan strengere normen voldoen (550 cm² beschikbare ruimte per dier, in plaats van de voorheen geldende norm van 450 cm² per dier). Vanaf 2012 is het gebruik van klassieke batterijen helemaal verboden en moeten legkippen in ‘verrijkte kooien’ of alternatieve systemen (b.v. volières, vrije uitloop) gehuisvest worden

verrijkte kooien: (groot)ouderdieren, opfokpoeljen van legkippen en legkippen

De verrijkte kooi verschilt van de klassieke batterij of kooi doordat ze uitgerust is met een nest, een “scharrelruimte” en een zitstok. Elke leghen moet over minstens 750 cm² totale kooioppervlakte en 600 cm² bruikbare oppervlakte beschikken.

volières: (groot)ouderdieren, opfokpoeljen van legkippen en legkippen

De volière is een alternatief huisvestingssysteem, waarbij de dieren zich vrij bewegen. Er is een scharrel- of stofbadruimte aanwezig en er zijn afzonderlijke legnesten. In het volièresysteem zijn verder stellingen met roostervloeren en zitstokken aanwezig. Hierdoor is naast de oppervlakte van de stalvloer extra leefruimte beschikbaar. Het systeem kan voorzien zijn van een vrije uitloop naar buiten. In een volière kunnen drie soorten mest onderscheiden worden, met name (1) strooiselmest in de scharrel- of stofbadruimte, (2) mest die op banden valt en (3) mest die in de uitloop buiten de stal terecht komt.

grondhuisvesting: opfokpoeljen van legkippen

Het referentie niet-kooisysteem voor opfokpoeljen van legkippen is de grondhuisvesting (strooiselvloer, roostervloer). Dit is een alternatief huisvestingssysteem, waarbij de dieren zich vrij bewegen. De stal is voorzien van betonvloer met daarop strooiselmateriaal waarin de dieren los worden gehouden. Afhankelijk van de uitvoering is een gedeelte van de vloer verhoogd en voorzien van roosters (hout, kunststof of draadgaas) met daaronder een mestopslag. Anders is de gehele stal voorzien van een vlakke vloer met daarop strooisel. Zoals bij het volièresysteem kan dit staltype eveneens voorzien zijn van een vrije uitloop naar buiten. Per m² worden in de dierruimte maximaal 16 dieren gehouden; indien aanwezig beslaat de roostervloer maximaal 2/3 deel van de totale bruikbare leefoppervlakte. De referentiestal was oorspronkelijk uitgerust met natuurlijke ventilatie en een open drinksysteem. De voorzieningen voor voer en drinkwater zijn geplaatst boven de roostervloer (indien aanwezig).

grondhuisvesting: (groot)ouderdieren en legkippen

Het referentie niet-kooisysteem voor legkippen (incl. (groot)ouderdieren van legrassen) is eveneens de grondhuisvesting. De stal is voorzien van betonvloer met daarop strooiselmateriaal waarin de dieren los worden gehouden. Een gedeelte van de vloer is verhoogd en voorzien van roosters (hout, kunststof of draadgaas) met daaronder een mestopslag. Bij scharrelhennen worden per m² in de dierruimte ca. 10 à 11 dieren gehouden. Bij (groot)ouderdieren is dit 8 dieren per m², inclusief de hanen. De totale bruikbare dieroppervlakte bestaat tot maximaal 2/3 deel uit roostervloer en minimaal 1/3 deel uit strooiselvloer. Boven de roostervloer (beun) zijn zitstokken aanwezig. De referentiestal was oorspronkelijk uitgerust met natuurlijke ventilatie en ronddrinkers. De voorzieningen voor voer en drinkwater zijn geplaatst boven de roostervloer. Ook dit alternatief stalsysteem kan voorzien zijn van een vrije uitloop naar buiten.

vrije uitloop:

Bij een vrije uitloop kunnen de dieren zich vrij buiten bewegen in een scharrelruimte. Dit systeem is gangbaar in de biolandbouw. Vrije uitloop kan worden gecombineerd met volières en grondhuisvesting.