Beschikbare milieuvriendelijke technieken

In dit deel lichten we de verschillende maatregelen toe die bij stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines geïmplementeerd kunnen worden om milieuhinder te voorkomen of te beperken. De milieuvriendelijke technieken worden besproken per milieudiscipline. Bij de bespreking komen telkens volgende punten aan bod:

  • Beschrijving van de techniek;
  • Toepasbaarheid van de techniek;
  • Milieuvoordeel van de techniek;
  • Financiële aspecten van de techniek.

De informatie in dit deel vormt de basis waarop de BBT-evaluatie zal gebeuren. Het is dus niet de bedoeling om reeds in dit deel een uitspraak te doen over het al dan niet BBT zijn van bepaalde technieken. Het feit dat een techniek in dit deel besproken wordt betekent met andere woorden niet per definitie dat deze techniek BBT is.

Eerst bespreken we de verschillende technische maatregelen die kunnen genomen worden ter beperking van emissies naar lucht en ter verhoging van de energie-efficiëntie. Vervolgens vatten we voor stookinstallaties en stationaire motoren de belangrijkste tendensen en evoluties samen, en trachten we aan te geven welke (combinaties) van technieken in de praktijk toegepast worden in nieuwe installaties, en welke prestaties (emissies en rendementen) daarbij behaald worden.

Toon enkel technieken...
Aspecten
...op...
Beste beschikbare techniek
Milieuvriendelijke techniekTechnische aspectenMilieuaspectenBBT
BewezenInterne veiligheidKwaliteitGlobaal - technischWaterverbruikAfvalwaterLuchtBodemAfvalEnergie - elektriciteitsverbruikChemicaliënGlobaal - milieuEconomisch
Emissies naar de lucht
Preventieve maatregelen
Stookinstallaties
Goed ketelontwerp & dimensioneringJa
Kiezen voor een 'schonere' brandstofNee 1
Stationaire motoren en gasturbines
Kiezen voor een schonere brandstofNee 2
Procesgeïntegreerde maatregelen
Stookinstallaties
Optimalisatie van de verbrandingJa
In situ ontzwaveling in wervelbedJa 3
Reductie van de piektemperatuur van de vlam
Water/stoominjectieNee 4
RookgasrecirculatieJa 5
Staged combustion
Getrapte verbrandingslucht (air staging)Ja
Getrapte brandstoftoevoer (reburning)Nee 7
Lage NOx-brander (met getrapte verbrandingslucht)Ja 8
Stationaire motoren
Miller concept (dieselmotoren)Ja
Optimalisatie NOx-beperking d.m.v. vertraagde brandstofinjectie (dieselmotoren)Ja
Water-/stoominjectieNee
Injectie water/brandstofemulsieNee
Lean burn (met oxidatiekatalysator) (gasmotoren)Ja
Advanced lean burn (gasmotoren)vgtg 9
Gasturbines
Dry Low NOxJa
Water-/stoominjectieNee
Katalytische verbranding
End of pipe technieken
Stookinstallaties
Multi-cycloonvgtg 11
Doekenfiltervgtg 13
Elektrofilter (ESP)vgtg 15
Stofwasservgtg 17
SNCRvgtg 19
SCRvgtg 21
Natte wasser (vanaf 5 MWth)vgtg 23
Halfnatte wasserNee 24
Droog-sorbent injectievgtg 26
Stationaire motoren
Roetfilter (dieselmotoren)Ja 28
Doekenfilter/ESP (dieselmotoren)Nee
SCRvgtg 30
Driewegkatalysator (gasmotoren)Nee
SO2-reductietechnieken
Natte wasser (dieselmotoren)Nee 32
Halfnatte wasser (dieselmotoren)Nee
Droog-sorbent injectie (dieselmotoren)Ja 34
Gasturbines
SCRNee
SCONOxNee
Verhogen energie-efficiëntie
Optimalisatie verbranding en beperking luchtovermaat
Rookgascondensatie
Leveranciersinfo
EGTEI subgroep voor stofemissies van kleine en middelgrote stookinstallaties
Stationaire motoren
Leveranciersinformatie
EGTEI subgroep voor stationaire motoren
  • Legende
  • -
    Negatief effect
  • 0
    Geen/verwaarloosbare impact
  • +
    Positief effect
  • +/-
    Soms een positief effect, soms een negatief effect

1 (1) Vaste brandstoffen ==> vloeibaar/gas Residuele brandstoffen ==> gasolie verwarming (extra) Gasolie verwarming ==> gasolie verwarming extra Levert wel milieuvoordeel op, maar prijsverschil brandstoffen is erg hoog (niet kosteneffectief).

2 Levert wel milieuvoordeel op, maar prijsverschil brandstoffen is erg hoog (niet kosteneffectief)

3 Enkel mogelijk indien vaste brandstoffen verbrand worden in een wervelbed.

4 Alternatieve techniek(en), bij verbranding van vloeibare brandstoffen, is/zijn BBT.

5 Rookgasrecirculatie is BBT voor installaties die vaste of vloeibare brandstoffen verbranden.

6 De kostenhaalbaarheid & -effectiviteit is 0 bij verbranding van vaste brandstoffen en 0/- bij verbranding van vloeibare brandstoffen.

7 Alternatieve techniek(en), bij verbranding van vaste of vloeibare brandstoffen, is/zijn BBT.

8 BBT voor installaties die vloeibare of gasvormige fossiele brandstoffen verbranden.

9 Enkel BBT bij minder dan 2000 draaiuren en motor <5 MWth. Bij >5 MWth, geen BBT: SCR is performanter en BBT.

10 De kostenhaalbaarheid en – effectiviteit is afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste en vloeibare brandstoffen. “--“ voor installaties <1 MWth op vaste brandstoffen en installaties op gasolie verwarming (alle vermogens) “-/--“ voor installaties 1-<5MWth op vaste brandstoffen, < 5 MWth op residuele brandstoffen “-“ voor installaties 5-<50 MWth op vaste en residuele brandstoffen

11 Multicycloon is BBT onder volgende voorwaarden: Vaste brandstoffen: - installaties 1-<5 MWth en >4000 draaiuren - installaties 5-<20 MWth en <4000 draaiuren (>4000 draaiuren: alternatieve technieken zijn BBT) Residuele brandstoffen: - installaties 5-<20 MWth en > 4000 draaiuren - installaties 20-<50 MWth

12 De kostenhaalbaarheid en – effectiviteit is afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste en vloeibare brandstoffen: “--“ voor installaties <5 MWth op vatse brandstoffen en installaties op gasolie verwarming (alle vermogens) “-/--“ voor installaties <5 MWth op residuele brandstoffen “-“ voor installaties 5-<50 MWth op vaste brandstoffen en residuele brandstoffen

13 Een doekenfilter is enkel BBT bij de volgende voorwaarden: installaties gestookt met vaste brandstoffen, een vormogen van 20-<50 MWth en > 4000 draaiuren.

14 De kostenhaalbaarheid en –effectiviteit is afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste en vloeibare brandstoffen: “--“ voor installaties <5 MWth op vaste brandstoffen en installaties op vloeibare (residuele en gasolie) brandstoffen (alle vermogens) “-/--“voor installaties 5-<50 MWth op vaste brandstoffen

15 Een elektrofilter (ESP) is enkel BBT bij installaties op vaste brandstoffen, met een vermogen van 20-<50 MWth en >4000 draaiuren

16 De kostenhaalbaarheid en – effectiviteit is afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste brandstoffen: “--“ voor installaties <20 MWth op vaste brandstoffen “-“ voor installaties 20-<50 MWth op vaste brandstoffen

17 Een stofwasser is enkel BBT bij installaties op vaste brandstoffen, met een vermogen van 20-<50 MWth en <4000 draaiuren (bij >4000 draaiuren zijn andere, alternatieve technieken BBT)

18 De kostenhaalbaarheid en – effectiviteit is afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen: “--“ voor installaties <1 MWth op vaste brandstoffen en installaties op aardgas (alle vermogens) “-/--“ voor installaties <5 MWth op residuele brandstoffen en gasolie verwarming “-“ voor installaties 1-<50 MWth op vaste brandstoffen en installaties 5-<50 MWth op residuele brandstoffen en gasolie verwarming - installaties 20-<50 MWth

19 SNCR is BBT onder volgende voorwaarden: Vaste brandstoffen: - installaties 1-<50 MWth indien het hoge kostenscenario voor SCR geldt. Zoniet, bij lage kosten SCR, is SCR performanter en dus BBT. Residuele brandstoffen: - installaties 1-<5 MWth en >4000 draaiuren, als hoge kostenscenario voor SCR geldt. Zoniet (lage kostenscenario SCR), is SCR performanter en dus BBT. - installaties 5-<20 MWth indien hoge kostenscenario voor SCR geldt. Zoniet (lage kostenscenario SCR), is SCR performanter en BBT. - installaties 20-<50 MWth en <4000 draaiuren, bij hoge kostenscenario SCR. Zoniet (lage kostenscenario SCR), is SCR performanter en BBT voor < en > 4000 draaiuren. Gasolie verwarming: - installaties 5-<20 MWth en > 4000 draaiuren indien hoge kostenscenario SCR. Zoniet (lage kostenscenario SCR), is SCR performanter en BBT. - installaties 20-<50 MWth indien hoge kostenscenario voor SCR. Zoniet (lage kostenscenario SCR) is SCR performanter en BBT voor < en >4000 draaiuren. Aardgas: - installaties 20-<50 MWth bij <4000 draaiuren enkel bij lage kostenscenario voor SNCR. Bij >4000 draaiuren enkel wanneer prijzen voor SCR hoog zijn. Bij lage kostenscenario SCR is SCR BBT, want meer performant.

20 De kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen: “--“ voor installaties <1 MWth op vaste brandstoffen, <5 MWth op residuele brandstoffen en gasolie en alle installaties op aardgas (alle vermogens) “-/--“ voor installaties 5-<50 MWth op residuele brandstoffen en gasolie verwarming “-“ voor installatie 1-<50 MWth op vaste brandstoffen

21 SCR is BBT onder volgende voorwaarden: Vaste brandstoffen: - installaties <1 MWth en >4000 draaiuren, indien lage kostenscenario voor SCR geldt. - installaties 1-<50 MWth indien lage kostenscenario voor SCR geldt. Residuele brandstoffen: - installaties <1 MWth en >4000 draaiuren, indien lage kostenscenario voor SCR geldt. - installaties 1-<20 MWth indien lage kostenscenario voor SCR geldt. - 20-<50 MWth en >4000 draaiuren altijd. Bij <4000 draaiuren enkel indien lage kostenscenario SCR geldt. Gasolie verwarming: - installaties 1-<5 MWth en >4000 draaiuren indien lage kostenscenario SCR geldt. - installaties 5-<50 MWth indien lage kostenscenario SCR geldt. Aardgas: - installaties 5-<50 MWth en >4000 draaiuren indien lage kostenscenario SCR geldt.

22 Natte wasser is BBT bij installaties 20-<50 MWth op vaste brandstoffen en residuele brandstoffen.

23 Natte wasser is BBT bij installaties 20-<50 MWth op vaste brandstoffen en residuele brandstoffen.

24 Alternatieve technieken zijn BBT.

25 De kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste en vloeibare brandstoffen: “--“ voor installaties <1 MWth op gasolie verwarming “-/--“ voor installaties op residuele brandstoffen en installaties 5-<50 MWth op gasolie verwarming “-“ voor installaties op vaste brandstoffen

26 Droog-sorbent injectie is BBT onder volgende voorwaarden: Vaste brandstoffen: - installaties <20 MWth (20-<50 MWth: alternatieve technieken zijn BBT) Residuele brandstoffen: - installaties <20 MWth (20-<50 MWth: alternatieve technieken zijn BBT) Gasolie verwarming: - installaties van alle vermogens, bij >4000 draaiuren

27 Kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de motor en de draaiuren: “--“ dieselmotoren op gasolie verwarming (extra) “-/--“ dieselmotoren op residuele brandstoffen

28 Roetfilter is enkel BBT voor dieselmotoren gestookt met residuele brandstoffen (alle vermogens).

29 Kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de motor en de draaiuren: “-/--“ gasmotoren <5 MWth “-“ gasmotoren 5-<50 MWth en dieselmotoren (residuele brandstof, gasolie verwarming (extra) en alle vermogens)

30 SCR is enkel BBT onder volgende voorwaarden: Gasmotoren: - installaties <5 MWth en > 2000 draaiuren - installaties 5-<50 MWth Dieselmotoren (residuele brandstoffen, gasolie verwarming (extra)): - alle vermogens en alle brandstoffen

31 Kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de motor en de draaiuren: “--“ dieselmotoren op gasolie verwarming (extra) “-/--“ dieselmotoren op residuele brandstoffen

32 Natte wasser is enkel BBT onder volgende voorwaarden: Dieselmotor op residuele brandstoffen: 20-<50 MWth Dieselmotor op gasolie verwarming: 20-<50 MWth en >2000 draaiuren

33 Kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de motor en de draaiuren: “--“ dieselmotoren op gasolie verwarming (extra) “-/--“ dieselmotoren op residuele brandstoffen

34 Droog-sorbent injectie is enkel BBT voor dieselmotoren op residuele brandstoffen (alle vermogens) en installaties op gasolie verwarming <20 MWth en >2000 draaiuren.