Nieuwe, kleine en middelgrote stookinstallaties
Stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines zijn machines die de chemische energie van brandstoffen omzetten in thermische energie (warmte). Deze thermische energie wordt ofwel rechtstreeks gebruikt ofwel omgezet in mechanische energie (arbeid). De arbeid kan op zijn beurt weer worden omgezet in elektrische energie.
De kleine en middelgrote stookinstallaties kennen een brede range van toepassingen.
Men vindt ze terug in tuinbouwtoepassingen, ziekenhuizen, chemische bedrijven en andere industriële sectoren. Daarnaast kunnen de installaties bedreven worden op tal van brandstoffen: vaste fossiele brandstoffen zoals steenkool, vloeibare fossiele brandstoffen zoals gasolie (lichte stookolie) en gasvormige fossiele brandstoffen zoals aardgas.
Het is duidelijk dat het in deze studie niet zal gaan om een sector op zich, maar om installaties die zeer verspreid worden ingezet. De studie is dus horizontaal of sectoroverschrijdend, in tegenstelling tot de klassieke, verticale sectorstudies.
We willen nagaan welke emissies haalbaar zijn voor nieuwe installaties, met welke technieken en tegen welke kost. De verzamelde informatie kan door de overheid gebruikt worden om emissiegrenswaarden vast te leggen.
De BBT-studie Nieuwe, kleine en middelgrote stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines gestookt met fossiele brandstoffen dient als aanvulling en gedeeltelijke update van de ‘BBT-studie voor stookinstallaties en stationaire motoren’ van 2002 (Goovaerts, et al., 2002). In die studie werd de focus gelegd op grote stookinstallaties, met een thermisch vermogen groter dan 50 MW. De BBT-studie Nieuwe, kleine en middelgrote stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines gestookt met fossiele brandstoffen wil ook de kleine en middelgrote stookinstallaties bekijken.
Het betreft in deze studie enkel nieuwe installaties. Onder het begrip ‘nieuwe’ verstaan we hier nog aan te kopen en te vergunnen installaties. Het gaat specifiek over kleine (thermisch vermogen tussen 300 kW en 5 MW) en middelgrote (thermisch vermogen tussen 5 en 50 MW) stookinstallaties, zoals gedefinieerd in VLAREM. Voor stationaire motoren en gasturbines ligt de ondergrens bij 10 kW.
De laatste jaren zijn, naast de installaties voor de verbranding van fossiele brandstoffen, ook die voor de verbranding van hernieuwbare brandstoffen (o.a. biomassa en biomassa-afval) in opmars. Hierbij betreft het voornamelijk verbranding in kleine en middelgrote installaties. Verbranding van hernieuwbare brandstoffen werd bekeken in de BBT studie ‘Beste Beschikbare Technieken voor verbranding van hernieuwbare brandstoffen’ van L. Goovaerts uit 2008. Verbranding van vaste, vloeibare en gasvormige fossiele brandstoffen wordt bekeken in de BBT-studie Nieuwe, kleine en middelgrote stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines gestookt met fossiele brandstoffen.
De milieu-impact van de beschouwde installaties betreft voornamelijk luchtemissies, vooral van NOx, SO2 en stof. Eventuele cross-media effecten, bijvoorbeeld een verhoging van het energieverbruik of vorming van afvalwater ten gevolge van het inschakelen van secundaire emissiereducerende technieken, worden meegenomen indien relevant in het kader van BBT-conclusies. Vervolgens wordt nagegaan welke milieumaatregelen – zowel preventief, procesgeïntegreerd als end-of-pipe – beschikbaar zijn om de milieu-impact te beperken en/of te reduceren. Deze analyse kan indien mogelijk de basis vormen voor het formuleren van de BBT voor nieuwe, kleine en middelgrote stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines.
Het valt niet binnen de scope van de BBT-studie Nieuwe, kleine en middelgrote stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines gestookt met fossiele brandstoffen om aanbevelingen te doen omtrent het beleid dat de overheid moet voeren inzake de brandstofkeuze voor stookinstallaties. Hierin spelen immers naast zuiver milieutechnische redenen (aardgas geeft bij verbranding lagere emissies dan stookolie of vaste brandstoffen) ook andere overwegingen (b.v. strategische bevoorrading, beschikbaarheid van aardgas, uitputting fossiele grondstoffen, …). Hierover kan in het kader van de BBT-studie Nieuwe, kleine en middelgrote stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines gestookt met fossiele brandstoffen geen uitspraak gedaan worden. Indien vanuit het beleid gewenst, kan de huidige aanpak, waarbij diverse brandstoffen naast elkaar worden toegelaten, worden geherevalueerd op basis van bijkomend onderzoek.
Inhoud van de studie
Vertrekpunt van het onderzoek naar de Beste Beschikbare Technieken voor nieuwe, kleine en middelgrote stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines is een socio-economische doorlichting. Gezien de brede toepasbaarheid van deze installaties, richt de BBT-studie Nieuwe, kleine en middelgrote stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines gestookt met fossiele brandstoffen zich echter niet op een specifieke sector. Een evaluatie van de economische kenmerken (vb. tewerkstelling, concurrentiepositie,…) en de draagkracht van de sector zijn dan ook niet mogelijk.
Daarnaast geeft 'de socio-economische en milieu-juridische situering van de sector' een overzicht van de voornaamste wettelijke bepalingen, zowel voor Vlaanderen als daarbuiten, die van toepassing (kunnen) zijn op nieuwe, kleine en middelgrote stookinstallaties, stationaire motoren en gasturbines.
Verder wordt de procesvoering in detail beschreven en wordt per processtap nagegaan welke milieu-effecten optreden.
Op basis van een uitgebreide literatuurstudie, aangevuld met gegevens van leveranciers en bedrijfsbezoeken, wordt een inventaris opgesteld van milieuvriendelijke technieken voor de installaties. Vervolgens vindt voor elk van deze technieken een evaluatie plaats, niet alleen van het globaal milieurendement, maar ook van de technische en economische haalbaarheid. Deze grondige afweging laat ons toe de Beste Beschikbare Technieken te selecteren.
De BBT zijn op hun beurt de basis voor een aantal suggesties om de bestaande milieuregelgeving te evalueren, te concretiseren en aan te vullen. Tevens wordt onderzocht welke van deze technieken in aanmerking komen voor investeringssteun in het kader van de ecologiepremie, en worden aanbevelingen voor verder onderzoek en technologische ontwikkeling geformuleerd.