PFAS luchtzuiveringstechnieken

Het BBT-kenniscentrum, opgericht in opdracht van de Vlaamse Regering bij VITO, heeft tot taak het inventariseren, verwerken en verspreiden van informatie rond milieuvriendelijke technieken. Tevens moet het kenniscentrum de Vlaamse overheid adviseren bij het concreet maken van het begrip Beste Beschikbare Technieken (BBT).

In dit rapport worden de sectoroverschrijdende BBT voor het voorkomen en beperken van PFAS-emissies naar de lucht in kaart gebracht, en worden aanbevelingen geformuleerd voor algemene milieuvoorwaarden in VLAREM II, voor aandachtspunten voor bijzondere milieuvoorwaarden in omgevingsvergunningen en voor verder onderzoek voor verbetering van kennis en ontwikkeling van technieken.

Sinds de Vlaamse ‘PFAS-crisis’, zijn emissies van en verontreinigingen door PFAS een actueel onderwerp in Vlaanderen. De voorbije jaren is er veel kennis vergaard over de milieu- en gezondheidseffecten van bepaalde PFAS, over hun aanwezigheid en verspreiding in bodem en water, en technieken om verontreinigingen in deze media te behandelen.

Over luchtemissies is de kennis momenteel beperkter, zowel op vlak van emissiebronnen als op vlak van geschikte technieken om de emissies te voorkomen of beperken, alsook de effecten van deze emissies op de omgeving.

Deze BBT-studie biedt daarom in eerste instantie een overzicht van bestaande Vlaamse, nationale en internationale milieuwetgeving en overige normering en beleid relevant voor PFAS luchtemissies.  

Verder verzamelt het rapport informatie over voor luchtemissies relevante eigenschappen van PFAS, en over gekende en mogelijke relevante bronnen van PFAS-luchtemissies in Vlaanderen, met focus op ingedeelde inrichtingen/activiteiten. Slechts voor een zeer beperkt aantal activiteiten is er, veelal voorlopige/indicatieve, kwantitatieve informatie over de emissieniveaus. Het aantal activiteiten met mogelijk relevante luchtemissies is echter wel groot en zeer divers, en spreidt zich uit over hele waardeketens en levensfases van producten, bijproducten en afvalstoffen.

Wegens het huidige gebrek aan gedetailleerde informatie, worden de technieken om PFAS-luchtemissies te voorkomen of te beperken op een algemeen niveau beschreven, gaande van inventarisatie van de PFAS-risico’s, beperking van de aanwezigheid van PFAS, procesgeïntegreerde bronmaatregelen en monitoring van emissies tot afzuiging en zuivering van afgassen. Ze worden vervolgens geëvalueerd om te komen tot een selectie van BBT, met toelichting in welke omstandigheden ze BBT zijn en wanneer niet.

Hierop worden de aanbevelingen voor algemene milieuvoorwaarden in VLAREM II gebaseerd. Deze omvatten de opmaak van een inventaris van PFAS-risico’s en het onderzoek naar beperking van de aanwezigheid van en de minimalisatie van emissies van zeer zorgwekkende PFAS. Daarnaast zijn er aanbevelingen voor periodieke meet- en monitoringsverplichtingen in functie van het omgevingsrisico.

Tot slot is er voor zeer zorgwekkende PFAS een voorstel voor algemene emissiegrenswaarden.  Dit is te zien als een voorlopig, relatief ruim, ‘vangnet’, waarbij aanvullend een toetsing van de aanvaardbaarheid van de immissie- en depositiebijdrage van de emissie noodzakelijk is. Het vangnet is bovendien geen alternatief voor het onderzoek naar minimalisatie van zeer zorgwekkende PFAS-emissies; ze zijn complementair. Voor de toetsing van de immissiebijdrage in omgevingslucht stelt de BBT-studie een methodiek voor. Voor toetsing van de depositiebijdrage is momenteel nog onvoldoende kennis voorhanden.

In deze studie is getracht zo veel mogelijk relevante en actuele informatie te verzamelen (geactualiseerd tot oktober 2023). Het is echter duidelijk dat er nog een bijzonder grote kennisleemte is rond verschillende aspecten van PFAS-luchtemissies en behandelingstechnieken, en dus ook rond het emissiebeleid.  Daarom is er een uitgebreide reeks aanbevelingen opgenomen voor de verbetering van de huidige kennis en voor de ontwikkeling van technieken.

Het is te benadrukken dat het voorgestelde normenkader slechts als een voorlopig én onvolledig kader gezien moet worden, waarbij onder andere nog een aanvullende aftoetsing nodig is van de (on)aanvaardbaarheid van de depositiebijdrage van een emissie. Een belangrijke aanbeveling voor verder onderzoek is dan ook  het herzien en/of aanvullen van dit kader naarmate de kennis zich verder ontwikkelt.

De informatieverzameling, BBT-selectie en de adviesverlening is tot stand gekomen op basis van o.a. literatuurstudie, intensief overleg met vertegenwoordigers van individuele bedrijven en van federaties, technologieleveranciers, specialisten uit de overheidsadministraties en studiebureaus, screening van omgevingsvergunningen, vergelijking met buitenlands beleid en bedrijfsbezoeken. Het formeel overleg gebeurde in een begeleidingscomité.