Vloeistofdichte vloer aanleggen
Proces(sen)
- Houtverduurzamingsmiddelen:
-
Aanbrengen van houtverduurzamingsmiddelen
-
Nabehandelen van verduurzaamd hout
-
Opslag van (vers) verduurzaamd hout
-
Opslag van houtverduurzamingsmiddelen
-
Aanbrengen van lijmen
-
Drogen van lijmen
-
Reinigen van belijmingsapparatuur
-
Opslag van lijmen
-
Aanbrengen van lakken
-
Drogen van lakken
-
Reinigen van spuitapparatuur
-
Opslag van lakken
Beschrijving
-
Er wordt een vloeistofdichte vloer, voorzien van opvangsysteem, aangelegd op die delen van het terrein waar gevaarlijke stoffen in de bodem en in het grondwater kunnen dringen;
Zo moeten, volgens artikel 5.2.1.7, § 3 van VLAREM II, de plaatsen op het terrein waar voor het milieu schadelijke vloeistoffen op de bodem kunnen lekken, worden uitgerust met een vloeistofdichte vloer zodanig dat gelekte vloeistoffen noch de bodem noch het grond- of oppervlaktewater kunnen verontreinigen. Deze vloer wordt aangelegd met een lekdicht afwateringssysteem.
Specifiek voor inrichtingen voor het opslaan en behandelen van bepaalde ongevaarlijke vaste afvalstoffen (zoals selectief ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen bestaande uit houtafval) stelt artikel 5.2.2.4.2, § 1 van VLAREM II:
“Het behandelen gebeurt op een vloeistofdichte vloer die bestaat uit een betonnen of gelijkwaardige verharding met een afwateringssysteem.”
Artikel 5.2.2.4.2, § 2 van VLAREM II stelt bijkomend:
“De opslag van de gesorteerde materialen geschiedt op ordelijke en veilige wijze op daartoe aangewezen vloeren of in containers, voor zover dit geen aanleiding geeft tot hinder en overeenkomstig het goedgekeurde werkplan. Niet nuttig toepasbare afvalstoffen mogen buiten de sorteervloer enkel in containers worden opgeslagen. De opslag van de afvalstoffen, al dan niet in containers, gebeurt op een vloeistofdichte vloer die bestaat uit een betonnen of gelijkwaardige verharding met een afwateringssysteem.”
Artikel 5.2.2.4.2, § 3 van VLAREM II stelt:
“In afwijking van § 1 en § 2 gebeurt het opslaan en behandelen van inerte afvalstoffen en niet-teerhoudend asfalt op een verharde niet-vloeistofdichte bodem, zonder dat die moet uitgerust zijn met een vloeistofdichte verharding.”
Voor inrichtingen voor het chemisch behandelen van hout en soortgelijke producten stelt artikel 5.19.2.1.1 § 3 van VLAREM II:
“Maatregelen zijn getroffen om de verspreiding van de drenkvloeistoffen te voorkomen, inzonderheid dient:
…
7° de kuip en houder boven een dichte inkuiping geplaatst …
…”Het gevaar op uitloging naar bodem- en grondwater is het grootst de eerste dagen volgend op de eigenlijke verduurzaming, namelijk bij vers geïmpregneerd hout dat nog niet volledig droog is en nog niet voldoende gefixeerd is. Het is dan ook aangewezen om minstens gedurende de eerste dagen na behandeling (tot hout voldoende droog, gefixeerd is) de opslag van dit vers behandeld hout te laten gebeuren op een vloeistofdichte vloer.
Artikel 5.19.2.1.1 § 10 van VLAREM II stelt daarom:
“Hout of soortgelijke producten moeten verduurzaamd worden onder dak. Daarna moet een voldoende lange fixatieperiode volgen. De exploitant beschikt over een procedure die de fixatieperiode bepaalt en rekening houdt met de zomer- of wintertemperatuur, het gebruikte verduurzamingsproduct, de temperatuur tijdens het proces en de nabehandeling, de luchtvochtigheid, de houtsoort en het houtvochtgehalte. De plaats waar de fixatie plaatsvindt moet voorzien zijn van een afdak en als het behandelde hout niet drupvrij is, moet het vers verduurzaamde hout gedurende de eerste dagen na de behandeling op een vloeistofdichte ondergrond opgeslagen worden.”Indien bij verduurzaming van hout, meer bepaald bij versnelde fixatie (stoomfixatie/warmeluchtfixatie), de fixeerketel op enige afstand van de impregneerinstallatie staat opgesteld (niet geïntegreerd is) en tussentijds vervoer van de ene naar de andere ketel moet geschieden, is het aangewezen om ook langs dit uitrijspoor een vloeistofdichte vloer aan te leggen.
Artikel 5.19.2.1.1 § 10 van VLAREM II stelt daarom:
“De nabehandelingsinstallatie moet bij de verduurzaming zo dicht mogelijk in de omgeving van de eigenlijke verduurzamingsinstallatie geplaatst worden, bovengronds en op een verharde, vloeistofdichte ondergrond. Vers verduurzaamd hout wordt getransporteerd naar de nabehandelingsinstallatie over een verharde, vloeistofdichte ondergrond.” - De vloeistofdichte vloer wordt regelmatig schoongemaakt. Gemorste stoffen worden onmiddellijk opgeruimd;
- Indien aan emballage lekkage ontstaat, wordt deze lekkage onmiddellijk verholpen. Bij lekkage wordt voorkomen dat gevaarlijke stoffen in de bodem kunnen dringen;
- Bij de opslag van gevaarlijke stoffen stelt de exploitant gedragsvoorschriften op waarin tenminste wordt aangegeven wanneer en op welke wijze de opslagplaats, de emballage en de bodembeschermende voorziening worden gecontroleerd op o.a. lekkages. De gedragsvoorschriften zijn zodanig aanwezig dat iedereen daarvan op eenvoudige wijze kennis kan nemen.
Bij het gebruik van oplosmiddelen wordt rekening gehouden met mogelijke indringing van oplosmiddelen in de vloeistofdichte vloer. Speciale voorzieningen als coatings zijn gewenst. Er wordt eveneens rekening gehouden met beschadiging van de inerte laag o.a. door transport en bij oplegpunten (zware objecten).
Naast een vloeistofdichte vloer, kunnen ook andere bodembeschermende voorzieningen zoals lekbakken of opvangbakken worden toegepast.
Ontwikkelingsstadium
Bewezen techniek.
Toepasbaarheid
Geen noemenswaardige beperkingen.
Voor- en nadelen milieu
Voorkoming/beperking van bodem- en grondwaterverontreiniging.
Milieuvriendelijke techniek | Technische aspecten | Milieuaspecten | BBT | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bewezen | Interne veiligheid | Kwaliteit | Globaal - technisch | Waterverbruik | Bodem | Stof en geur | Afval | Grond- en hulpstoffen | Energie - elektriciteitsverbruik | Geluid en trillingen | Globaal - milieu | Economisch |
Vloeistofdichte vloer aanleggen | Ja |
- Legende