Inkuiping en vul- en loszones bij bovengrondse opslag van gevaarlijke of brandbare vloeistoffen

Deze horizontale studie beoogt geen standaard BBT-studie te zijn. Het doel is eerst en vooral om een overzicht te bieden van bestaande nationale en internationale normen, standaarden, codes van goede praktijk, richtlijnen, beschikbare technieken en regelgeving inzake inkuipingen en vloeistofdichte vloeren bij de opslag van brandbare vloeistoffen en gevaarlijke producten, zodat deze studie een leidraad kan zijn voor bedrijven, milieuadviesinstanties, milieucoördinatoren, milieudeskundigen, en de vergunningverlenende en adviserende (lokale) overheden. Gezien de grote schaal waarop brandbare vloeistoffen en gevaarlijke producten gebruikt en opgeslagen worden, vaak in kleinere hoeveelheden, maar door nagenoeg elk bedrijf, is het cruciaal ‘quick wins’ te realiseren, met name door het aanreiken van duidelijke en eenvoudige preventieve maatregelen om de verontreiniging van bodem, grondwater en oppervlaktewater te voorkomen en dure bodemsaneringen te vermijden.

De scope beperkt zich tot bovengrondse opslag van gevaarlijke en/of brandbare vloeistoffen onder het toepassingsgebied van VLAREM II hoofdstukken 5.6 en 5.17. Meer specifiek gaat het over opslagplaatsen met vaste houders zoals tanks en tankenparken, en opslagplaatsen met verplaatsbare houders zoals magazijnen, opslagkasten, opslagcellen en buitenopslag van vaten en containers. Anders dan de meeste BBT-studies, richt deze studie zich niet op een bepaalde sector, maar is het een horizontale studie die van toepassing is op alle ingedeelde inrichtingen over meerdere sectoren heen, voor zoverre er opslag van gevaarlijke of brandbare vloeistoffen plaatsvindt.

De studie behandelt de opvang van vloeistoffen in een inkuiping rondom primaire houders (opslagtanks, verplaatsbare recipiënten) en in vul- en loszones voor tanks en tankwagens. Het laden en lossen van vaste houders maakt immers inherent deel uit van de opslag en is vaak ook in of bij de inkuiping gelegen (in het geval van tankenparken). Zowel opvang van lekkages van het opgeslagen product als opvang van bluswater komen hierbij aan bod. Ook maatregelen voor het behoud van integriteit van de inkuiping en vul- en loszones (bv. keuring) worden meegenomen in de scope. Maatregelen ter hoogte van de primaire houder zijn geen onderdeel van de scope, maar kunnen eventueel invloed hebben op de evaluatie van de beschouwde technieken voor de inkuiping of vul- en loszones.

In hoofdstuk 'procesbeschrijving, milieu- en veiligheidsaspecten' komen de verschillende types opslag aan bod die worden toegepast. Ook de impact op en risico’s voor milieu en externe veiligheid van de opslag worden beschreven, samen met maatregelen om de risico’s te beheersen, waaronder inkuipingen en andere opvangvoorzieningen.

Hoofdstuk 'beschikbare milieuvriendelijke en veiligheidsborgende technieken' beschrijft de voor milieuregelgeving relevante aspecten van vul- en loszones van vaste houders en inkuipingen bij vaste of verplaatsbare houders. Het gaat hierbij telkens over bovengrondse houders met gevaarlijke of brandbare vloeistoffen. De beschikbare technieken, en hun toepasbaarheid, milieu- en veiligheidsaspecten, en financiële aspecten worden beschreven per inkuipingsaspect, voor vaste houders in 4.2 - 4.12, voor verplaatsbare houders in 4.13 – 4.25, en voor de vul- en loszones in 4.1. Voor elk aspect wordt een vergelijking gemaakt tussen VLAREM II en andere binnen- en buitenlandse standaarden. Op basis van deze informatie wordt per aspect een aanbeveling gedaan voor een VLAREM standaardkader voor nieuwe inrichtingen.

De BBT-selectie in hoofdstuk 5 evalueert de technieken op technische haalbaarheid, milieuvoordeel en economische haalbaarheid, om te komen tot een oordeel welke technieken BBT zijn, en welke niet of slechts van geval tot geval.

In hoofdstuk 6 van deze BBT-studie worden aanbevelingen gedaan voor de milieuvoorwaarden van vul- en loszones en inkuiping van bovengrondse houders met gevaarlijke of brandbare vloeistoffen. Echter niet alle aanbevelingen uit hoofdstuk  'beschikbare milieuvriendelijke en veiligheidsborgende technieken' zijn weerhouden in hoofdstuk 6. Als in hoofdstuk  'beschikbare milieuvriendelijke en veiligheidsborgende technieken' voorgestelde wijzigingen naar het oordeel van het begeleidingscomité te weinig meerwaarde hadden in verhouding tot toegenomen complexiteit of tot inspanningen voor de bedrijven, zijn in hoofdstuk 6 andere finale aanbevelingen gedaan.