Beschikbare milieuvriendelijke en veiligheidsborgende technieken

In dit hoofdstuk lichten we de verschillende maatregelen toe die bij inkuiping en vul- en loszones voor bovengrondse opslag van gevaarlijke of brandbare vloeistoffen geïmplementeerd kunnen worden om milieu- en veiligheidsrisico’s te voorkomen of te beperken. Zoals verduidelijkt in 'procesbeschrijving, milieu- en veiligheidsaspecten', worden preventieve emissiebeheersingsmaatregelen om het risico op accidentele emissies te beperken, in dit hoofdstuk buiten beschouwing gelaten. Het spreekt echter voor zich dat de risico’s in de eerste plaats aan de primaire houder moeten worden beheerst, en dat de maatregelen beschreven in dit hoofdstuk deze aanvullen.

Dit hoofdstuk is onderverdeeld in drie delen, namelijk:

  • Deel A: Vul- en loszones buiten de inkuiping. In dit deel worden de maatregelen beschreven voor vul- of loszones voor verlading van gevaarlijke of brandbare vloeistoffen in of uit een bovengrondse opslagtank. Deel A is van toepassing op zowel enkelwandige als dubbelwandige tanks.
  • Deel B: Inkuiping bij enkelwandige vaste tanks. In dit deel worden de maatregelen beschreven voor de inkuiping van bovengrondse enkelwandige opslagtanks voor gevaarlijke of brandbare vloeistoffen.
  • Deel C: Inkuiping bij verplaatsbare recipiënten

Elk van deze delen is opgebouwd uit één of meerdere technische fiches, die elk een aspect van de inkuiping of vul- en loszone buiten de inkuiping behandelen. De structuur van de fiches is als volgt:

  • Beschrijving: algemene beschrijving van de ‘techniek’ (de maatregel(en) om het aspect te beheersen)
  • Toepasbaarheid
  • Milieu- en veiligheidsaspecten
  • Financiële aspecten
  • Codes van goede praktijk en regelgeving: een overzicht van de benadering van het aspect in verschillende relevante codes van goede praktijk en buitenlandse regelgeving, en een toetsing van VLAREM aan deze ‘standaarden’[1].
  • Aanbevelingen voor het standaardkader in VLAREM: aanbeveling voor nieuwe installaties op basis van de toetsing van VLAREM aan de standaarden. Het vertrekpunt voor deze aanbevelingen is normaal het huidige VLAREM voorwaardenkader. Er wordt naar gestreefd om een voorwaardenkader af te leiden dat waar nodig VLAREM verduidelijkt of logischer maakt, harmoniseert (zowel tussen algemene en sectorale voorwaarden als met andere toepasselijke regelgeving), of wijzigt om het meer in lijn te brengen met de internationale standaarden. De aanbevelingen in dit hoofdstuk zijn een compromis tussen het weerspiegelen van de reële risico’s, en het vermijden van te complexe voorwaarden. Het uitgangspunt is echter dat VLAREM niet onnodig moet aangepast worden. Als volgens het oordeel van het begeleidingscomité een voorgestelde aanpassing geen duidelijke meerwaarde heeft, kan in hoofdstuk 6 voorgesteld worden om de huidige voorwaarde te behouden, of een vereenvoudigde voorwaarde in te voeren. De aanbevelingen uit dit hoofdstuk kunnen echter wel nog steeds worden gebruikt ter inspiratie voor de concrete invulling van bepaalde in hoofdstuk 6 voorgestelde voorwaarden, en/of in het kader van eventuele afwijkingen in de omgevingsvergunning.                      

De informatie in dit hoofdstuk vormt de basis waarop in hoofdstuk 5 de BBT-evaluatie zal gebeuren. In hoofdstuk 6 zullen de aanbevelingen voor VLAREM uit de verschillende fiches vertaald worden tot een overkoepelend VLAREM voorstel voor het standaardkader voor nieuwe installaties, en waar nodig overgangsbepalingen voor bestaande installaties, zowel deze die aan de huidige inkuipingsvoorwaarden voldoen als deze die hiervan vrijgesteld zijn (o.a. de “bestaande houders”). De toepasbaarheid op bestaande installaties wordt pas besproken in hoofdstuk 6, omdat daar pas het finale voorstel voor het VLAREM standaardkader is beschreven.



[1] Hier en in het vervolg van deze BBT-studie is de term “standaard” gebruikt als verzamelnaam voor codes van goede praktijk en buitenlandse regelgeving (deze laatste valt buiten de definitie voor code van goede praktijk in VLAREM).

 

Toon enkel technieken...
Aspecten
...op...
Beste beschikbare techniek
Milieuvriendelijke techniekTechnische aspectenMilieuaspectenBBT
BewezenAlgemeen toepasbaarInterne veiligheidKwaliteitGlobaal - technischWaterverbruikAfvalwaterLuchtBodemAfvalEnergie - elektriciteitsverbruikChemicaliënGlobaal - milieuExterne veiligheidEconomisch
Deel A: Vul- en loszones buiten de inkuiping
Een vloeistofdichte uitvoering van de vul- en loszones van tanksJa
Deel B: Inkuiping bij enkelwandige vaste tanks
Een inkuiping voorzien met voldoende opvangcapaciteitJa
De inkuiping zo ontwerpen en aanleggen dat vermeden wordt dat de vloeistofgolf- of straal over de wand slaatJa 1
Goede toegang voorzien in en rondom de inkuiping voor bediening, inspectie, onderhoud, evacuatie en interventieJa
De inkuiping voldoende vloeistofdicht aanleggenJa
Gebruik maken van materialen die bestand zijn tegen de opgeslagen vloeistoffenJa
Gebruik maken van materialen die onbrandbaar en voldoende brandwerend zijnvgtg 2
De inkuiping voldoende sterk uitvoeren om bestand te zijn tegen de hydrostatische en hydrodynamische druk van de vrijkomende vloeistofmassaJa
De inkuiping zo aanleggen dat de verspreiding en risico’s van de gelekte vloeistof beperkt zijnJa
Gescheiden houden van onverenigbare productenJa
Aanwezigheid van hemelwater in de inkuiping vermijden of beperkenJa
Uitvoeren van controles op de inkuiping, met inbegrip van het verwijderen van gelekte vloeistoffen en onderhoudJa
Deel C: Inkuiping bij verplaatsbare houders
Een inkuiping voorzien met voldoende opvangcapaciteitJa
De inkuiping zo ontwerpen en aanleggen dat vermeden wordt dat de vloeistofstraal over de wand slaatJa 3
Goede toegang voorzien in en rondom de inkuiping voor bediening, inspectie, onderhoud, evacuatie en interventieJa
De inkuiping voldoende vloeistofdicht aanleggenJa
Gebruik maken van materialen die bestand zijn tegen de opgeslagen vloeistoffenJa
Gebruik maken van materialen die onbrandbaar en voldoende brandwerend zijn vgtg 4
De inkuiping voldoende sterk uitvoeren om bestand te zijn tegen de hydrostatische en hydrodynamische druk van de vrijkomende vloeistofmassaJa
De inkuiping zo aanleggen dat de verspreiding en risico’s van de gelekte vloeistof beperkt zijnJa
Gescheiden houden van onverenigbare productenJa
Aanwezigheid van hemelwater in de inkuiping vermijden of beperken Ja
Uitvoeren van controles op de inkuiping, met inbegrip van het verwijderen van gelekte vloeistoffen en onderhoudJa
Het gebruik van mobiele barrières als alternatief voor een permanente inkuipingNee 7
Het gebruik van overrijdbare vloeistofdammen als alternatief voor een permanente inkuipingNee 10
  • Legende

1 Het is niet altijd (technisch of economisch) haalbaar om de kans op golfoverslag helemaal tot 0 te herleiden, wel kan het risico beperkt/geminimaliseerd worden.

2 Een constructie die zowel onbrandbaar als resistent is tegen het opgeslagen product (zie 4.6), kan bij sommige producten aanleiding geven tot kosten die niet draagbaar zijn of niet in een redelijke verhouding staan ten opzichte van de gerealiseerde milieuwinst. Bij vloeistoffen aangeduid met gevarenpictogram GHS02, is een onbrandbare inkuiping wel steeds BBT, omwille van de grotere veiligheidsrisico’s bij deze vloeistoffen.

3 Het is bij uitpandige opslag niet altijd (technisch of economisch) haalbaar om de kans op overslag van de vloeistofstraal helemaal tot 0 te herleiden, wel kan het risico beperkt/geminimaliseerd worden

4 Een constructie die zowel onbrandbaar als resistent is tegen het opgeslagen product (zie 4.6), kan bij sommige producten aanleiding geven tot kosten die niet draagbaar zijn of niet in een redelijke verhouding staan ten opzichte van de gerealiseerde milieuwinst. Bij vloeistoffen aangeduid met gevarenpictogram GHS02, is een onbrandbare inkuiping wel steeds BBT, omwille van de grotere veiligheidsrisico’s bij deze vloeistoffen.

5 Een mobiele barrière is geen passieve, permanente constructie, en biedt dus minder waarborgen voor het opvangen van product en het tegengaan van brandverspreiding. Daarentegen beperkt het het risico op incidenten tijdens het manipuleren van verplaatsbare houders.

6 Het milieuvoordeel is afgewogen ten opzichte van geen opvangvoorziening.

7 Een mobiele barrière is geen passieve, permanente constructie, en biedt dus minder waarborgen voor het opvangen van product en het tegengaan van brandverspreiding. Daarentegen beperkt het het risico op incidenten tijdens het manipuleren van verplaatsbare houders. Het milieuvoordeel is afgewogen ten opzichte van geen opvangvoorziening. Mobiele barrières bieden minder waarborgen op productopvang en tegengaan van brandverspreiding dan een permanente inkuiping. De afdichtingen zijn een mogelijk zwakke schakel op vlak van brand- en productbestendigheid. Bij bestaande inrichtingen kan het een kosteneffectieve techniek zijn om opvang van product of bluswater te verzorgen. Bij nieuwe en bestaande inrichtingen kan de techniek gebruikt worden in aanvulling van productopvang en bluswateropvang (bv. voor hemelwateropvang, of als compartimentering van een productopvang).

8 Overrijdbare vloeistofdammen zijn brandbaar, en daarom minder geschikt om brandverspreiding tegen te gaan.

9 Het milieuvoordeel is afgewogen ten opzichte van geen opvangvoorziening.

10 Overrijdbare vloeistofdammen zijn brandbaar, en daarom minder geschikt om brandverspreiding tegen te gaan. Het milieuvoordeel is afgewogen ten opzichte van geen opvangvoorziening Overrijdbare vloeistofdammen bieden minder waarborgen op productopvang en tegengaan van brandverspreiding dan een permanente inkuiping uit onbrandbare materialen. Ze zijn brandbaar en schadegevoeliger. Bij bestaande inrichtingen kan het een kosteneffectieve techniek zijn om opvang van product of bluswater te verzorgen. Bij nieuwe en bestaande inrichtingen kan de techniek gebruikt worden in aanvulling van productopvang en bluswateropvang (bv. voor hemelwateropvang, of als compartimentering van een productopvang).