Gebruik maken van materialen die onbrandbaar en voldoende brandwerend zijn

Analoog aan vaste houders, zie 4.7. Dit aspect wordt niet apart behandeld voor verplaatsbare houders. Als de vloer en opstaande randen van een gebouw of buitenopslag zelf worden gebruikt als inkuiping, zijn belangrijke aandachtspunten de doorvoeringen van leidingen of van de afvoer voor hemelwater, en de (constructie-)voegen in het beton.

Het onbrandbaar en brandwerend karakter is wel een specifiek aandachtspunt voor overrijdbare vloeistofdammen kunststof barrières (zie 4.25) en voor lekbakken.

Voor vloeistoffen die tegelijk beton of metaal kunnen aantasten (bv. zeer corrosieve vloeistoffen) als ontvlambaar of brandbaar zijn, is het moeilijk één materiaal, of een combinatie van materialen, te vinden dat beschermt tegen beiden. Zoals aangegeven in voetnoot bij fiche 4.7, kan bij nieuwe opslagplaatsen een inkuiping worden aangelegd bestaande uit onbrandbaar materiaal (typisch beton) met daaronder een vloeistofdichte, productbestendige kunststof folie of bentonietlaag. Bij bestaande opslagplaatsen is dit echter praktisch niet haalbaar. Onder titel ‘Inkuiping en vul- en loszones’ onder 3.2.2, worden onder andere lekbakken uit metaal met kunststof inlegbodem beschreven. Deze worden niet beschouwd als ‘niet brandbaar’, en zijn dus zonder bijkomende maatregelen (bv. tertiaire opvang) niet geschikt voor de opslag van ontvlambare of brandbare vloeistoffen. De performantie van beton bedekt met brandbare coating/deklaag is analoog. Het is echter wel mogelijk dat het langer duurt vooraleer de corrosieve vloeistof door het beton dringt, afhankelijk van de kwaliteit en dikte van de betonconstructie. Dit kan dus beschouwd worden als een zekere mate van vloeistofkering ten opzichte van een corrosief product, zie ook fiche 4.5. In bestaande magazijnen/opslagplaatsen waar de betonnen inkuiping niet omgeven is door een folie of bentonietlaag, is er in de praktijk nauwelijks of geen materiaal of coating beschikbaar die zowel corrosiebestendig als onbrandbaar is. In bijlage 2 bij deze BBT-studie wordt hierover een aanbeveling gedaan voor verdere kennisopbouw.