Verdunde fractie kuilplaat

  • Beregenen op weide
  • indien niet aanwezig
Afvalwaterstromen met een sterk verdunnend effect zijn niet aangewezen voor lozing op riool, behandeling in een biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie of afvoer naar de mestkelder. Een alternatieve wijze van afvoeren van de verdunde fractie van de run-off van de kuilplaat en de run-off van niet met mest bevuilde materialen is het opvangen van de afvalwaterstromen in een grote citerne (b.v. 20 m³) en deze door middel van een met vlotter aangedreven pomp beregenen op de nabijgelegen weide.
  • Lozen op oppervlaktewater (vertraagde afvoer)
  • indien niet aanwezig
Afvalwaterstromen met een sterk verdunnend effect zijn niet aangewezen voor lozing op riool, behandeling in een biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie of afvoer naar de mestkelder. Vertraagd afvoeren via een buffervoorziening en via een gracht naar het oppervlaktewater is een alternatieve afvoerwijze voor de verdunde fractie van de run-off van de kuilplaat en de run-off van niet met mest bevuilde materialen. Voorwaarde is wel dat vervuiling van deze afvalwaterstromen zoveel mogelijk wordt vermeden (b.v. proper houden van de kuilplaat). Een buffervoorziening is een voorziening voor het bufferen van water (b.v. vijver of betonnen put) met onderaan een vertraagde afvoer en bovenaan een noodoverlaat.
  • Lozen op riool
  • indien niet aanwezig
Afvalwater afvoeren via een overdekt of onderaards kanaal.
  • Lozen op oppervlaktewater (biologische zuivering)
  • indien niet aanwezig
Afvalwaterzuivering heeft tot doel de concentratie van b.v. bezinkbare deeltjes, zwevende deeltjes, organische stoffen, stikstof (N), fosfor (P), zouten, bacteriën, etc. in het afvalwater te reduceren en het aldus geschikt maken voor bv. lozing op oppervlaktewater (water dat zich bovengronds vertoont).

Globaal genomen kan de behandeling van afvalwater in drie stappen gebeuren: voorzuivering, biologische hoofdzuivering en nazuivering. Voor wat betreft de biologische hoofdzuivering kan onderscheid gemaakt worden tussen plantensystemen (bv. percolatierietveld, vloeirietveld of wortelzonerietveld) en compactsystemen (bv. actief slibsysteem, aërobe biofilter (oxidatiebed, lavafilter), ondergedompelde beluchte filter of biorotor).
  • Opvangen in mestkelder
Mest (in vloeibare of vast vorm) dient in afwachting van de afvoer, verwerking of aanwending opgeslagen te worden. Er bestaan zowel tijdelijke als permanente constructies om mest te stockeren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen opslag in mestkelders (interne mestopslag, vaak onder de stal), cirkelvormige bovengrondse tanks (mestsilo’s), foliebassins (lagunes voorzien van plastic folies uit b.v. polytheen of butylrubber) en mestzakken (geheel of gedeeltelijk bovengronds, opgebouwd uit kunststoffolies waarvan bodemafdichting en afdichting één geheel vormen). Bij mestopslagplaatsen op de boerderij kan onderscheid gemaakt worden tussen opslag in en buiten de stal.

De mestopslagcapaciteit moet voldoende zijn om de mest te kunnen opslaan tot het moment waarop deze verder kan worden verwerkt of op het land kan worden gebracht. De vereiste opslagcapaciteit is o.a. afhankelijk van de hoeveelheid mest die op het bedrijf wordt geproduceerd en de periode waarin de mest niet mag worden uitgereden.