Infrastructuurwerken

Onder infrastructuur rekenen we hier de verkeersvoorzieningen (wegen, spoorwegen, waterwegen, bruggen,…) en de nutsvoorzieningen (leidingen voor water, gas, elektriciteit, riolering,…).

De procesvoering verschilt met deze van gebouwen, en vereist andere technieken en materieel. Om dat aan te tonen, gaan we hier dieper in op het voorbeeld van de wegenbouw. Een belangrijk verschil met de bouw van gebouwen is het mobiele karakter van wegenwerken, over de afstand van de aan te leggen weg. De eventuele hinder gaat zich dus mee verplaatsen met de locatie van de werken.   

Wegenbouw

Sloopwerken van gebouwen kunnen in bepaalde gevallen nodig zijn, maar zullen minder vaak plaatsvinden gezien deze bij wegenbouw vaker gepaard gaan met onteigeningen.

Bij de heraanleg van een weg, moet men wel eerst de bestaande weg opbreken. Hierbij heeft men de keuze om enkel de toplaag te verwijderen of om de volledige weg inclusief fundering, onderfundering en andere verhardingen (voetpaden, straatkolken,…) op te breken.  De opgebroken materialen kunnen in bepaalde gevallen hergebruikt worden bij de aanleg van de nieuwe weg.

Vervolgens worden werfvoorzieningen geïnstalleerd (eventueel al tijdens sloopwerken) en bodemcondities bepaald. Aanplantingen worden indien nodig verwijderd. Als er in een bouwput gewerkt wordt, start men de bronbemaling. Aangezien wegenbouw, door de grote volumes van materialen, meestal gepaard gaat met veel transport, worden ook hier aanrijroutes bepaald.

Om de bermen en het baanbed (gedeelte van het grondoppervlak onder de verharde gedeelten van de weg) aan te leggen, is er grondverzet nodig. Dit komt neer op afgraven, uitgraven, ophogen, afdekken en verdichten met walsen of trilplaten, totdat de vereiste samendrukbaarheidsmodulus bereikt wordt om de bovenliggende lagen te kunnen dragen. Wanneer deze onhaalbaar is door verdichting, kan men bindmiddel (bijvoorbeeld kalk), steenslag, rolgrind, aanvullingsmateriaal of geotextiel aanbrengen (AWV, 2016). Ook eventuele ondergrondse nutsvoorzieningen worden in deze fase aangelegd, voordat de eigenlijke wegenwerken beginnen.

 

Figuur 6: Dwarsdoorsnede van de opbouw van een weg (Constructiv, NN)

Net als gebouwen hebben wegen een fundering nodig. Het gaat hier echter niet om diepe funderingen, maar om een draagkrachtige laag of lagen die onder het wegdek wordt aangebracht. Onder eigenlijke fundering kan ook een onderfundering worden aangelegd als het baanbed weinig draagkrachtig of vorstgevoelig is. Voor deze onderfundering wordt vaak puin gebruikt dat gerecupereerd kan worden van de eventuele voorafgaande sloopfase. De eigenlijke fundering kan in bepaalde gevallen ook dikker gemaakt worden in plaats van een onderfundering aan te leggen. De fundering kan bijvoorbeeld worden aangelegd met steenslag, cement en betonpuin, zandcement, vliegas of schraal beton (met of zonder wapening). De fundering wordt per laag gespreid en met walsen verdicht, zodat de bovenkant zo effen mogelijk is voor de aanleg van de wegverharding. (Constructiv, s.d.)

Het aanleggen van de wegverharding kan gezien worden als de ruwbouwfase. Er zijn open en gesloten verhardingen mogelijk. Open verhardingen of bestratingen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit kasseien of betonstraatstenen (klinkers), en vergen vaak veel handenarbeid. Voor wegen met veel, snel of zwaar verkeer zijn gesloten verhardingen aangewezen, zoals cementbeton (eerder stijf) of bitumineuze verhardingen (asfalt en eerder flexibel). Deze worden machinaal aangelegd met gespecialiseerd materieel.

Het plaatsen van wegmarkeringen, signalisatieborden, verkeersborden, verlichting en groenaanleg kan gezien worden als de afwerkingsfase van de wegenbouw.

Tot slot is er ook onderhoud nodig. Dit kan bijvoorbeeld gaan van het vullen van putten, tot het herschilderen van wegmarkering of het verwijderen van plantengroei.