Data-analyse

In 2011-2012 werd een meetcampagne uitgevoerd door de VMM bij 8 bedrijven. Hierbij werden 18 buien bemonsterd (33 stalen) aan het lozingspunt. In eerste instantie werden 3 stalen per bui genomen: 1 tijdens het eerste half uur van de bui (tijdstip 1), 1 tijdens het tweede en derde half uur (tijdstip 2) en 1 tijdens het vierde half uur van de bui (tijdstip 3). Dit werd gedaan omdat er in literatuur soms melding wordt gemaakt van een ‘first flush’ effect, waarbij er bij het begin van een natte periode of bui een grotere verontreiniging van het hemelwater is. Het effect van zo een “first flush” was niet waarneembaar in de metingen. Er is mogelijk wel een piek in de verontreiniging na een droge periode, maar het is moeilijk in te schatten wanneer deze piek zich voordoet (pas na een zekere graad van bevochtiging van het terrein, ...?). Doordat er weinig verschil zat op de waterkwaliteit op tijdstip 1, 2 en 3, werd halverwege de meetcampagne beslist om tijdens de volgende metingen slechts één staal per regenbui te nemen en zo meerdere regenbuien te monsteren.

In september 2013 startte VMM met een nieuwe meetcampagne. Bij zeven bedrijven werd op 6 tijdstippen een staal genomen. Hierbij werd zowel de totale fractie als de opgeloste fractie geanalyseerd. Bij 5 bedrijven werd er een staal geanalyseerd van zowel vóór als ná de bestaande zuiveringsinstallatie. In totaal werden er 59 stalen in 2013 en 18 stalen in 2014 genomen en geanalyseerd. Slechts bij één bedrijf hebben de geplande staalnames niet kunnen plaatsvinden.

Daarnaast werden ook data aangeleverd door AMI, door de bedrijven en sectorfederatie, en in het kader van het REWARE-project.

Beschikbare data [1]:

- VMM 2011-2012: 8 bedrijven
- VMM 2013: 7 bedrijven
- VMM algemene databank: 10 bedrijven
- AMI: 19 bedrijven
- Bedrijven en sectorfederatie: ca. 30 bedrijven [2]
- REWARE-project: 3 bedrijven (schroot)

Weergave van alle beschikbare lozingsdata

De verzamelde data wordt in grafieken weergegeven in Bijlage 3 van de BBT studie. In deze grafieken wordt ook telkens het indelingscriterium gevaarlijke stoffen (IC, rood) en de rapportagegrens (RG, groen), en 10 keer het IC (blauw) aangegeven met horizontale lijnen. De metingen van de opgeloste fractie zijn in blauw aangeduid. Tevens is, waar beschikbaar, een ‘achtergrondconcentratie’ aangegeven. Dit is de waarde die gemeten werd op Nederlandse bedrijventerreinen (zie ook Tabel 12), niet specifiek voor afvalopslag.

Tabel 1 geeft een globaal overzicht van hoe de huidige lozingsdata zich verhouden t.o.v. de huidige normen, namelijk het indelingscriterium gevaarlijke stoffen (IC). Voor BZV, CZV, ZS, N en P wordt steeds vergeleken met de richtinggevende effluentnorm (VLAREM II bijlage 5.3.1.).

Relatie tot het indelingscriterium gevaarlijke stoffen en rapportagegrens

Vooral voor PAK’s werden grote overschrijdingen van het IC waargenomen, soms zelfs meer dan 100 keer het IC. Ook voor de PCB’s zijn de waarden soms meer dan 100 keer het IC. Er is enkel een IC voor de som van 7 PCB’s. De aparte PCB’s werden daarom slechts ter info vergeleken met de rapportagegrens (RG). Voor een aantal van deze parameters ligt de RG wel al meer dan 10 keer hoger dan het IC.

Ook voor de metalen cadmium, koper, kwik, nikkel, lood, zink en kobalt, en voor barium overschrijden de lozingsgegevens vaak ruim het IC (10 keer).

Het IC wordt niet overschreden voor antimoon, telluur en acenaftyleen, waardoor er verder weinig aandacht aan deze parameters zal besteed worden.

Voor BZV, CZV, ZS, N en P wordt steeds vergeleken met de richtinggevende effluentnorm gebaseerd op VLAREM II bijlage 5.3.1.

Onderscheid totale vs opgeloste fractie

Voor een aantal stalen werd ook de opgeloste fractie (< 0,45 μm) geanalyseerd (VMM-meetcampagne 2013-2014). Dit geeft een beeld van in welke mate de verontreiniging gebonden is aan de zwevende stof of eerder in opgeloste vorm aanwezig is. Deze informatie is nuttig bij het zoeken naar een geschikte techniek om de verontreiniging te verwijderen. De metingen van de opgeloste fractie geven echter een theoretisch beeld en niet welke waarden gehaald kunnen worden met de gangbare waterzuiveringstechnieken. Hierbij is het namelijk niet mogelijk om tot 0,45 μm te filteren.

De grafieken (metingen opgeloste fractie in het blauw) en Tabel 1 tonen duidelijk dat het merendeel van de verontreiniging gebonden is aan stofdeeltjes, want de waarden in de opgeloste fractie zijn zeer laag. Nikkel kan toch ook aanwezig zijn in de opgeloste fractie. Voor bepaalde PAK en PCB’s blijven er ook grote overschrijdingen van het IC in de opgeloste fractie. Dit is omdat het IC hier vele malen lager is dan de rapportagegrens, en ligt niet aan het feit of de verontreiniging al dan niet aan de zwevende stof gebonden is. Ook als de waarden voor de parameters uitgezet werden t.o.v. het gemeten ZS-gehalte van het staal, bleek dat voor een aantal parameters (o.a. kobalt, lood, vanadium) de verontreiniging beperkt is wanneer het ZS-gehalte laag is.

Invloed weersomstandigheden

Zoals reeds aangegeven, was het niet mogelijk een zogenaamd first flush effect waar te nemen in de metingen. Ook konden geen conclusies getrokken worden i.v.m. extreme neerslag, omdat er voor te weinig meetgegevens de weersomstandigheden bekend zijn.

Invloed van het opgeslagen materiaal

De verontreiniging is niet duidelijk gecorreleerd met één type materiaal. De verontreiniging bij schroot en multi verschilt onderling weinig en is vaak wel meer uitgesproken dan bij opslag van PMD, banden, hout, bouw- en slooppuin, glas en papier/karton. Hierbij dient wel opgemerkt dat er van schroot en multi de meeste data ter beschikking is en hier verschillende combinaties van afvalstromen worden opgeslagen. Over de mono-stromen valt vaak geen uitspraak te doen wegens te weinig data.

De PAK-verontreiniging, bijvoorbeeld, kwam voornamelijk voor in het hemelwater van bedrijven met opslag van schroot of multi, in mindere mate bij bouw- en slooppuin en hout en slechts heel zelden bij PMD, banden, glas of papier/karton (zeer weinig data).

Enkele uitzonderingen waarbij wel verschil is tussen schroot en multi:

- Nikkel en borium: voornamelijk bij 1 schrootbedrijf.
- Chroom-, koper-, lood- en zinkverontreiniging komt vaker voor bij schroot dan bij multi.
- Voor BZV worden bij de bedrijven met opslag van multi, PMD en glas hoge waarden waargenomen, maar ook bij enkele schrootbedrijven. Het is ook logisch dat bij stromen met resten van voedsel of drank, hogere waarden van organisch materiaal worden waargenomen. Hier worden naast hogere BZV-waarden, ook hogere waarden voor CZV, stikfsof (N) en fosfor (P) waargenomen. De waarden van fosfor zijn ook duidelijk vaker hoog bij de multibedrijven dan bij schrootbedrijven.

Uit de uitloogtesten van de REWARE-studie (Blondeel et al., 2014a,b) blijkt ook dat de hoogste waterconcentraties werden gemeten bij het veegvuil. Veegvuil kan deels afkomstig zijn van de opsgeslagen materialen, maar ook depositie vanuit de lucht kan hierin een rol spelen.

Van bepaalde materialen is wel geweten dat ze voor extra verontreiniging zorgen: bijvoorbeeld draailingen waarvan nog boorolie afkomt. Dit soort informatie is echter niet zichtbaar in de grafieken omdat de schrootbedrijven waar gemeten werd een verschillende samenstelling hebben.

Papier- en kartonafval wordt eerder beschouwd als een ‘onschuldige’ stroom. Meestal ligt dit om economische redenen ook binnen. In de bedrijven die als ‘multi’ in de grafieken staan, wordt soms ook papier/karton opgeslagen. Voor de aparte opslag van papier/karton werd weinig data aangeleverd.

Toch werden ook bij een papierrecuperatiebedrijf (bij 1 van de 3 staalnames) overschrijdingen gemeten van enkele metalen die normaal gezien niet (meer) in drukinkten voorkomen. Bij de andere twee staalnames waren enkel de waarden voor koper of de pH te hoog. De omgeving kan hier een rol spelen. Het bedrijf ligt op een industrieterrein met o.a. een ijzer- en metaalgieterij, bouwcentrale en metaalhandel. De mogelijke bijdrage van externe bronnen (depositie) wordt verder besproken bij 'invloed van depositie'.

Vergelijking dakwater (niet-verontreinigd) en afstromend (verontreinigd) hemelwater

Voor één van de afvalopslagbedrijven met opslag van diverse afvalstromen zijn gegevens van zowel het dakwater als het (ongezuiverde) afstromend hemelwater bekend, wat een vergelijking toelaat. Deze vergelijking geeft een heel wisselend beeld, waarbij voor een aantal parameters (zwevend stof, tolueen en pyreen) de concentratie in het afstromend water meer dan 10 maal groter is dan deze in het dakwater. Tegelijkertijd is voor andere parameters (totaal stikstof, benzo(a)pyreen en acenaftyleen) de concentratie in het afstromend hemelwater 3 of meer keer kleiner dan in het dakwater. Het merendeel van de parameters (30 van de 40 in de uitgevoerde metingen) komt in hogere concentraties voor in het afstromend hemelwater, in elk geval voor dit ene bedrijf. De concentratie in het dakwater is wel voor 12 parameters groter dan het indelingscriterium gevaarlijke stoffen (IC) of de rapportagegrens, wanneer deze hoger ligt dan het IC. Dit is zo voor stikstof totaal, cadmium, koper, som van xylenen, benzo(a)pyreen, fenanthreen, fluorantheen, som van benzo(b)fluorantheen en benzo(k)fluorantheen, som van benzo(g,h,i)peryleen en indeno(1,2,3-c,d)pyreen, anthraceen, acenafteen en pyreen.

 

[1] Het gaat hier niet steeds om unieke bedrijven. Van hetzelfde bedrijf kan data bijvoorbeeld zowel via de VMM als via het bedrijf zelf ontvangen zijn.
[2] Het exacte aantal bedrijven is niet gekend, omwille van anonieme data.