EGTEI subgroep voor stationaire motoren

In kader van de herziening van het Gothenburg-protocol, werd een werkgroep opgericht onder EGTEI voor stationaire motoren. De motoren, behandeld door de werkgroep, omvatten gasmotoren, dieselmotoren en dual-fuel motoren. De controletechnieken besproken in het achtergronddocument dienen voor emissies van zwavel, NOx, VOS en stof. De aanbevelingen zijn dan weer enkel toegespitst op NOx.

Diesel motoren

De voornaamste polluenten in de uitlaatgassen van een dieselmotor op residuele brandstof zijn stikstofoxiden (NOx), stof (PM) en zwaveloxiden (SOx). Omwille van de hoge verbrandingsefficiëntie in een dieselmotor zijn de emissies van onverbrande koolwaterstoffen en CO eerder laag.

PM-emissies, veroorzaakt door de verbranding van residuele brandstof (HFO) in dieselmotoren, bestaan voornamelijk uit as en sulfaten (gerelateerd aan het asgehalte en zwavelinhoud van de brandstof) en in mindere mate uit roet en koolwaterstoffen. Nageschakelde ontstoffingstechnieken, zoals ESP, worden momenteel verder ontwikkeld en op punt gesteld voor grotere motoren. Belangrijk hierbij is het verschil in elektrische eigenschappen van de stofdeeltjes in vergelijking met stofdeeltjes uit een stookinstallatie: de vormingsomstandigheden (zuurstofgehalte en temperatuur) zijn immers heel verschillend.

Het gehalte aan SO2-emissies is direct verbonden aan de brandstof die wordt gebruikt en het zwavelgehalte ervan. De eenvoudigste manier om de emissies te reduceren is dan ook kiezen voor een brandstof met een lager zwavelgehalte. Hoewel beperkt, worden verschillende kleine en middelgrote installaties voor ontzwaveling gebruikt bij dieselmotoren. Ook hier is de ervaring dus nog beperkt.

De ontwikkelingen bij primaire maatregelen voor reductie van NOx hebben er de laatste jaren voor gezorgd dat de NOx-emissies sterk verlaagd zijn. Algemeen gezien worden primaire maatregelen verkozen boven secundaire maatregelen omwille van de hoge kostprijs van deze laatsten. Desondanks blijven de NOx-emissies van dieselmotoren zonder nageschakelde reductie doorgaans te hoog: verdere ontwikkelingen naar primaire maatregelen toe zijn dus nodig. Mogelijke primaire maatregelen zijn toevoeging van water, Miller cyclus, of vertraagde brandstofinjectie. Wanneer gas beschikbaar is, is een omschakeling van de motor van diesel naar gas een mogelijkheid. Een mogelijke secundaire reductiemethode voor NOx bij dieselmotoren is SCR.

De brandstofkwaliteit kan een belangrijke invloed hebben op de reductiemethoden voor NOx die gebruikt kunnen worden. Bij kleinere, lage-snelheid motoren kunnen rookgasrecirculatie en hoge druk injectie (elektronisch gecontroleerd) gebruikt worden om NOx-emissies te beperken. Het ‘Miller-concept’ (vroegtijdige sluiting van de luchtinlaatkleppen, waardoor de temperatuur in de cylinder lager wordt en de NOx-vorming beperkt) en speciale brandstofinjectie zijn toepasbaar op grotere, moderne motoren.

Gas- en dual-fuel motoren (gasmodus)

Gasmotoren worden vandaag de dag bijna standaard als lean-burn motoren uitgerust: er wordt gewerkt bij een lagere brandstof/lucht-verhouding waardoor de verbrandingstemperatuur lager blijft en de NOx-vorming beperkt. Wanneer bij een lean-burn gasmotor bij nog ‘leanere’ of armere omstandigheden gewerkt wordt, spreekt men van ‘enhanced lean-burn’. Hierdoor zijn NOx-waarden verder te reduceren, maar stijgt de brandstofconsumptie (lagere efficiëntie). Omwille van het stijgend brandstofverbruik, stijgen ook de CO2-emissies en emissies van onverbranden zoals CH4.

Onder bepaalde omstandigheden wordt SCR toegepast voor verdere reductie van NOx. In dit geval kan de motor in rijkere (dus hogere verhouding brandstof/lucht) omstandigheden werken, omdat NOx-reductie nog nageschakeld plaatsvindt.

Voor wat betreft NOx-emissies liggen de cijfers van leveranciers grotendeels in de lijn van de aanbevelingen van de werkgroep. Tabel 19 geeft een overzicht van de aanbevelingen van de werkgroep.

Tabel 19: Voorgestelde emissiegrenswaarden bij 15% O2 (5% O2) voor NOx door verbranding in stationaire motoren (EGTEI stationary engines sub-group, 2008)

Motor kenmerken

EGW voorstel 1

Technisch mogelijk (kost geen criterium)

EGW voorstel 2

Technisch mogelijk en realistisch (kosten)

EGW voorstel 3

Wat nu ‘gangbaar’ is.

Gasmotoren > 1 MWth

Ottomotoren,

alle gasvormige brandstoffen

35 (90)

SCR met hoge efficiëntie

+ goede gaskwaliteit

95 (250)

Verbeterde lean burn

Vb. combi technieken (tot 3% meer brandstof!)

190 (500)

Lean burn

Dual Fuel motoren > 1 MWth

Gasmodus

35 (90)

SCR met hoge efficiëntie

+ goede gaskwaliteit

190 (500)

Verbeterde lean burn vb. in combinatie met andere primaire maatregelen (tot 3% meer brandstofgebruik)

380 (1010)

Lean burn

Vloeibare brandstof modus

1-20 MWth

225 (600)

SCR met efficiëntie ±90%

750 (2000)

SCR met eff. ±60-65%

1850 / 2000 (4930 / 5330)

Primaire maatregelen(1)

> 20 MWth

225 (600)

SCR met efficiëntie ±90%

450 (1200)

SCR met eff. ±75-80%

1850 / 2000 (4930 / 5330)

Primaire maatregelen(1)

Dieselmotoren > 5 MWth

< 300 rpm en 300 – 1200 rpm

5 – 20 MWth

HFO en bio-olie

225 (600)

SCR met eff. ±85-90%

450 / 750 (1200 / 2000)

SCR met eff. ±70/50%

1300 / 1600 (3460 / 4260)

Primaire maatregelen(2)

LFO en aardgas

150 (400)

SCR met eff. >90%

190 (500)

SCR met eff. ±85-90%

1300 / 1600 (3460 / 4260)

Primaire maatregelen(2)

> 20 MWth

HFO en bio-olie

190 (500)

SCR met eff. ±85-90%

225 / 450 (600 / 1200)

SCR met eff. ±85%

750 / 1850 (2000 / 4930)

SCR met eff. ±60% / Primaire maatregelen(3)

LFO en aardgas

150 (400)

SCR met eff. >90%

190 (500)

SCR met eff. ±90%

750 / 1850 (2000 / 4930)

SCR met eff. ±60% / Primaire maatregelen(3)

> 1200 rpm

Alle dieselmotoren

130 / 150 (340 / 400)

SCR met eff. ±85/80%

190 (500)

SCR met eff. ±80%

750 / 900 (2000 / 2400)

Primaire maatregelen(4)

(1) Geoptimaliseerde low NOx motor, bijvoorbeeld met toepassing van de Miller cyclus of vertraagde brandstofinjectie. De lagere waarde staat voor een verder doorgedreven aanpak, met daardoor hoger brandstofverbruik.

(2) Mogelijke primaire maatregelen zijn toevoeging van water, Miller Cyclus, of vertraagde brandstofinjectie. De waarde 1300 staat voor een geavanceerde Miller toepassing of waterinjectie, met hoger brandstofgebruik tot gevolg.

(3) Geoptimaliseerde low NOx werking, bijvoorbeeld met toepassing van de Miller cyclus of vertraagde brandstofinjectie. De lagere waarde staat voor een verder doorgedreven aanpak, met een hoger brandstofverbruik tot gevolg.

(4) Geoptimaliseerde low NOx werking, bijvoorbeeld met toepassing van de Miller cyclus of vertraagde brandstofinjectie. De lagere waarde staat voor een verder doorgedreven aanpak, met een hoger brandstofverbruik tot gevolg.


 

Toon enkel technieken...
Aspecten
...op...
Beste beschikbare techniek
Milieuvriendelijke techniekTechnische aspectenMilieuaspectenBBT
BewezenInterne veiligheidKwaliteitGlobaal - technischWaterverbruikAfvalwaterLuchtBodemAfvalEnergie - elektriciteitsverbruikChemicaliënGlobaal - milieuEconomisch
EGTEI subgroep voor stationaire motoren
  • Legende
  • -
    Negatief effect
  • 0
    Geen/verwaarloosbare impact
  • +
    Positief effect
  • +/-
    Soms een positief effect, soms een negatief effect