Procesbesturing- en opvolging

De asfaltmenginstallatie wordt doorgaans semi-automatisch bestuurd door een operator van de asfaltcentrale. De verschillende standaard asfaltmengsels worden op voorhand geprogrammeerd, waarbij de verschillende benodigde grondstoffen/materialen zoals hoeveelheid zand, grind, vulstof, bitumen, en additieven gedefinieerd worden, alsook de grenzen van de procestemperaturen. Deze grenzen worden door de constructeur van de installatie bepaald, waarbij rekening gehouden wordt met allerhande parameters zoals het opgesteld thermisch vermogen van de branders, de capaciteit van de installatie, het type brandstof, en de specifieke warmte van de granulaten en recyclage-asfalt.

Niet alleen de parameterinstellingen die een kwalitatief product afleveren worden beheerd door de operator, maar ook de emissies van asfaltcentrales dienen onder controle te worden gehouden m.b.v. procesparameters. Zo kan de operator door het sturen van de kleppen de toevoer van lucht binnen specifieke grenzen regelen; op deze manier kan bijvoorbeeld een te hoge productie van CO worden aangepakt door meer zuurstof toe te voegen aan het verbrandingssysteem (en meer CO wordt omgezet tot CO2). Dit is uiteraard slechts geldig tot op een bepaald niveau, omdat een overmaat aan zuurstof kan leiden tot een toename van NOX. Het blijft dus steeds een evenwichtsoefening. De productie van CO wijst meestal op een onvolledige verbranding van de brandstof; echter bij asfaltcentrales kan dit ook wijzen op onvolledig verbrande koolwaterstoffen in de gasfase afkomstig van het bitumen. (Bova Enviro+, 2021)