Beschikbare milieuvriendelijke technieken

In dit hoofdstuk worden de verschillende maatregelen toegelicht die in de sector van de asfaltcentrales geïmplementeerd kunnen worden om milieuhinder te voorkomen of te beperken. De milieuvriendelijke technieken worden besproken per milieudiscipline. Bij de bespreking van de milieuvriendelijke technieken komen telkens de volgende punten aan bod:

  • Beschrijving van de techniek;
  • Toepasbaarheid van de techniek;
  • Milieuvoordeel van de techniek;
  • Financiële aspecten van de techniek.

De informatie in dit hoofdstuk vormt de basis waarop in HOOFDSTUK 5 de BBT-evaluatie zal gebeuren. Het is dus niet de bedoeling om reeds in dit hoofdstuk (HOOFDSTUK 4) een uitspraak te doen over het al dan niet BBT zijn van bepaalde technieken. Het feit dat een techniek in dit hoofdstuk besproken wordt, betekent m.a.w. niet per definitie dat deze techniek BBT is.

De maatregelen die hieronder besproken worden zijn opgedeeld op basis van het (voornaamste) effect van de techniek op een bepaald milieuaspect:

 

Toon enkel technieken...
Aspecten
...op...
Beste beschikbare techniek
Milieuvriendelijke techniekTechnische aspectenMilieuaspectenBBT
BewezenAlgemeen toepasbaarInterne veiligheidKwaliteitGlobaal - technischMateriaalAfvalwaterLuchtBodemGeurAfvalEnergie - elektriciteitsverbruikGeluidImpact op de ketenGlobaal - milieuEconomisch
Alghele milieuprestaties
Voeren van een preventief milieubeheerJa
Opvolging van de installatie en procesoptimalisatieJa
Digitalisering toepassen voor de optimalisatie van de asfalt samenstellingJa
Materialengebruik
Algemene maatregelen om materiaalverlies te beperkenJa
Gebruik van verjongingsmiddelenNee
Hergebruik van afgekeurde productiemengsels en proefstukkenJa
Vervangen van minerale materialen door alternatieve materialenvgtg 2
Vervangen van bitumen door alternatieve materialen (dakbaanbitumen, rubbermeel)vgtg 3
Kwaliteitscontrole van asfaltgranulaatJa
Lucht
Algemene maatregelen voor de beperking van stofverspreidingJa
Besproeien van opslag en bewegingsroutesvgtg 5
Plaatsen van een windscherm rond het terreinvgtg 6
Gepaste opslag van stuifgevoelige materialenJa
Gesloten opslag van materialen met stuifcategorie SC1Ja
Beperking van verspreiding van stof bij transportsystemen voor stuifgevoelige materialenJa
Stofdicht inkapselen van installatieonderdelen voor (gedroogde) warme materialenJa
Centrale ontstoffing door voorafscheider (cycloon) en doekenfilterJa
Periodiek onderhoud en opvolging van de doekenfilterJa
Overschakeling naar brandstoffen met een laag zwavelgehalteJa
Continue optimalisatie van het verbrandingsprocesJa
Minimaliseren van het aandeel fijne fractie in het asfaltgranulaatvgtg 9
Paralleltrommel met afzonderlijke verbrandingskamer m.b.v. een hetegasgenerator (indirecte verwarming) – nieuwe installatiesJa
Paralleltrommel met afzonderlijke verbrandingskamer m.b.v. een hetegasgenerator (indirecte verwarming) – bestaande installatiesvgtg 12
Paralleltrommel met volledige scheiding van de verbrandingsgassen en granulaten (indirecte verwarming)Nee
Naverbrander met warmtewisselaarNee
Naverbranding van bitumendampen via de primaire droogtrommelNee
Paralleltrommel met keramische regeneratieve thermische oxidator (RTO)vgtg 19
Gebruik van actiefkoolfilters voor bitumentanksvgtg 20
Gebruik van actiefkool voor de behandeling van afgassenvgtg 23
Gebruik van een dampretoursysteem bij het vullen van bitumentanksNee 24
Inkapselen van het laadstation van de vrachtwagensJa
Minder vluchtige, biodegradeerbare anti-kleefolie gebruikenJa
Asfalt bereid bij verlaagde temperatuurvgtg 25
Gebruik van een bitumenpomp bij het vullen van bitumentanksJa
Gebruik van een waterslot voor bitumentanksJa
Inkapselen van menger tot aan asfaltwachtsilo´sJa
Automatisch sluitende laaddeuren boven de asfaltsilo´sJa
De laadbak van de vrachtwagens onmiddellijk afdekkenJa
Frequent meten van TOC, benzeen, en PAK-emissiesJa 26
Geurhinder
Communicatie naar omwonendenvgtg 28
Opmaken en up-to-date houden van een klachtenregistervgtg 30
Opmaken van een geurbeheersplanvgtg 32
Tijdelijk stopzetten van de productie door het gebruik van de rode knopvgtg 35
Verhoogd emissiepunt (schoorsteen)vgtg 37
Mechanisch verhogen van emissiepunt (schoorsteen) en vergroten van dispersievgtg 38
Geurneutralisatie via parfumvernevelingvgtg 42
Geurneutralisatie via toevoeging aan bitumenvgtg 45
Energie
Maatregelen voor het beperken van het vochtgehalte in de mineralenJa
Overdekte opslag van minerale materialen en asfaltgranulaatvgtg 46
Isoleren van de droogtrommel(s)Ja
Beperken van de lekluchthoeveelheid van de droogtrommel(s)Ja
Isoleren van de bitumentanksJa
Doordachte opstelling van bitumentanksJa
Doordachte temperatuursturing van bitumentanksJa
Regelmatig onderhoud van bitumentanksJa
Optimaal benutten van productiecyclusJa
Energie-efficiëntie verhogen van elektromotorenJa
Elektrisch gestookte asfaltproductieNee
Waterstof gestookte asfaltproductieNee
Geluid
Gebruik van generieke maatregelen ter beperking van geluidshinderJa
Aantal transportbewegingen beperken door goede logistieke planningJa
Toepassen van geluidsdempers voor branders en ventilatorenJa
Gebruik van geluidsarme motoren en ventilatorenJa
Gebruik van ingekapselde compressoren voor de overslag van vulstoffenJa
Aantal transportbewegingen beperken door gebruik van watertransportvgtg 49
Bodem
Plaatsen met lekgevaar voorzien van een vloeistofdichte ondergrondJa
Lekbakken of dubbelwandige stockagetanks voor brandstoffenJa
Inrichting voor het verstuiven van anti-kleefolieJa
Water
Overdekte opslag van asfaltgranulatenvgtg 50
Gebruik van een olie/waterafscheider bij afwatering van het terreinJa
  • Legende

1 Het energieverbruik van de asfaltcentrale zelf zal niet dalen, maar het energieverbruik voor het transport van mineralen wel waardoor het energieverbruik voor het aanleggen van een asfaltverharding in zijn totaliteit daalt.

2 Indien het vervangend materiaal de kwaliteit niet beïnvloedt en er geen bijkomende milieubelasting ontstaat. De mogelijkheid tot vervanging is afhankelijk van het bestek (SB250 vormt de basis van de meeste opdrachten) of de gevraagde prestaties, de toepassing en de beschikbaarheid van de alternatieve materialen. De asfaltcentrale heeft weinig keuze, omdat de opdrachtgever bepaalt welke materialen er gebruikt moeten worden.

3 De mogelijkheid tot vervanging is afhankelijk van het bestek (SB250 vormt de basis van de meeste opdrachten) of de gevraagde prestaties, de toepassing en de beschikbaarheid van de alternatieve materialen. De asfaltcentrale heeft weinig keuze, omdat de opdrachtgever bepaalt welke materialen er gebruikt moeten worden.

4 Dit kan ondervangen worden door het plaatsen van een waterrecuperatieinstallatie.

5 Deze maatregel kan genomen worden indien na het nemen van maatregel 4.3.1, er nog visueel waarneembare stofverspreiding plaatsvindt.

6 Afhankelijk van de karakteristieken van het terrein.

7 Voornamelijk minder emissie van benzeen bij asfaltcentrales die directe opwarming toepassen.

8 Bij sommige technieken om het aandeel van de fijne fractie te minimaliseren (o.a. fijne fractie uitzeven, AG zeven en schuren) ontstaat een bijkomende afvalstroom.

9 Deze maatregel is BBT voor asfaltcentrales die directe opwarming toepassen.

10 Doordat de recuperatietrommel van de hetegasgenerator groter en langer is dan de bestaande (compacte) parallel recuperatietrommel, kan bij renovatie van een bestaande asfaltcentrale dit voor beperkingen zorgen bij de toepasbaarheid. Ook de structuur van de constructie van een bestaande asfaltcentrale speelt een rol bij de toepasbaarheid. Zo zal een nieuwe asfaltcentrale de ombouw makkelijker kunnen uitvoeren omdat de structuur van de constructie beter geschikt zal zijn dan die van een oudere asfaltcentrale. In principe is elke bestaande asfaltcentrale in staat om de ombouw te realiseren, maar de moeilijkheid en complexiteit wordt vertaald in een hogere kostprijs.

11 De kostenhaalbaarheid is afhankelijk van de leeftijd van de bestaande asfaltcentrale, en de kosten die verbonden zijn aan de realisatie van de ombouw.

12 Voor bestaande installaties zal een ombouw plaatsvinden naar een paralleltrommel met afzonderlijke verbrandingskamer m.b.v. hetegasgenerator of een gelijkwaardige techniek. Er wordt een overgangstermijn voorzien voor alle asfaltcentrales.

13 In Vlaanderen wordt dit systeem niet gebruikt, voornamelijk wegens een te lage productiecapaciteit (maximum 80 ton/uur terwijl in Vlaanderen doorgaans tot 300 ton/uur geproduceerd wordt) en een te lage thermische efficiëntie.

14 Deze techniek wordt in Vlaanderen niet toegepast bij asfaltcentrales wegens de te hoge debieten (doorgaans > 100.000 m³/h) en de te hoge stofconcentraties (> 5 mg/Nm³) in de afgassen.

15 Door extra lucht toe te voegen aan de brander kan het verbrandingsproces verstoord worden. Dit kan leiden tot een verhoging van emissies in plaats van een beperking ervan.

16 Het is een gekende techniek, maar niet bewezen in de asfaltsector

17 De resultaten op het vlak van emissies naar lucht worden verwacht vergelijkbaar te zijn met die van een paralleltrommel met afzonderlijke verbrandingskamer m.b.v. hetegasgenerator (paragraaf 4.3.14), op voorwaarde dat de installatie goed wordt opgevolgd en de procesoptimalisatie op punt staat.

18 Door het injecteren van extra brandstof stijgt het energieverbruik, vooral in vergelijking met de techniek ‘paralleltrommel met afzonderlijke verbrandingskamer m.b.v. hetegasgenerator’ (paragraaf 4.3.14).

19 De techniek is een alternatief voor de toepassing van indirecte opwarming (4.3.13) bij bestaande installaties. De voorkeur gaat uit naar de toepassing van 4.3.13 omdat indirecte opwarming van granulaten de vorming van verontreinigende stoffen beperkt, terwijl deze maatregel een end-of-pipe werking heeft, de ervaring m.b.t. RTO voor asfaltcentrales beperkt is, en een RTO voor een toename van het energieverbruik zorgt.

20 Deze maatregel kan geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder

21 Het gebruik van actiefkool geeft gemengde resultaten in de praktijk. De voorwaarden rond een beperkte temperatuur en vochtigheidsgraad geven aan dat actiefkoolfilters voor de zuivering van afgassen niet standaard de gewenste resultaten opleveren en procestechnische uitdagingen inhouden. De dosering in poedervorm waarbij poederkool in het systeem wordt gebracht op de kaarsen van de stoffilter is een alternatief, maar wordt eveneens niet systematisch toegepast, omdat het resultaat zeer beperkt blijft.

22 Afgassen van asfaltcentrales zuiveren via een actiefkoolfilter wordt in Vlaanderen beperkt toegepast wegens de vele procestechnische beperkingen. Het doseren van poederkool is wel algemeen toepasbaar.

23 De techniek is voor asfaltcentrales niet altijd kosteneffectief en heeft ook procestechnische uitdagingen. Een asfaltcentrale is echter vrij om deze techniek alsnog in te zetten als alternatief voor 4.3.13, mits voldaan wordt aan de sectorale normen. Het gebruik van een AK-filter is een end-of-pipe maatregel, die inferieur is aan 4.3.13, dat verontreiniging direct bij de bron aanpakt. Vanuit het perspectief van BBT heeft een bronaanpak altijd de voorkeur boven end-of-pipe technieken.

24 De techniek is geen BBT, omdat het een minderwaardig alternatief is voor 4.3.18.

25 Deze techniek is BBT, afhankelijk van de meteorologische omstandigheden.

26 De sector heeft zich geëngageerd tot het opstarten van een pilootproject om de praktische uitdagingen, operationele verplichtingen en de geassocieerde kosten grondig te onderzoeken en te evalueren, met ondersteuning van GOP en het VITO-referentielaboratorium. Indien de uitdagingen en knelpunten in kaart gebracht en geremedieerd kunnen worden, kan het continu meten van TOC als BBT beschouwd worden.

27 Deze maatregel kan op de lange termijn wel kostenbesparend werken (vermijden van bezwaren op de (her)vergunning, herhaaldelijke overleggen met buurtcomités, mogelijke rechtszaken, enz.). Deze kostenbesparing is echter moeilijk kwantificeerbaar.

28 Deze maatregel is BBT bij potentiële klachten.

29 Deze maatregel kan op de lange termijn wel kostenbesparend werken (vermijden van bezwaren op de (her)vergunning, herhaaldelijke overleggen met buurtcomités, mogelijke rechtszaken, enz.). Deze kostenbesparing is echter moeilijk kwantificeerbaar.

30 Deze maatregel is BBT bij potentiële klachten.

31 Deze maatregel kan op de lange termijn wel kostenbesparend werken (vermijden van bezwaren op de (her)vergunning, herhaaldelijke overleggen met buurtcomités, mogelijke rechtszaken, enz.). Deze kostenbesparing is echter moeilijk kwantificeerbaar.

32 Deze maatregel kan geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder.

33 De maatregel is in theorie algemeen toepasbaar, maar in de praktijk kan dit consequenties hebben (bv. geplande wegenwerken die niet uitgevoerd kunnen worden). Dit systeem wordt uitzonderlijk opgelegd via de bijzondere vergunningsvoorwaarden van een asfaltcentrale.

34 De maatregel heeft een niet te onderschatten financiële kost in de vorm van productieverliezen, waarbij de grootte afhankelijk is van de resterende geplande productie op die dag.

35 De maatregel kan worden toegepast indien geen enkele andere preventieve of curatieve techniek een oplossing biedt voor de aanhoudende (geur)hinder.

36 Het positieve effect op de geurhinder is echter afhankelijk van de meteorologische condities. Bij ongunstig weer, waarbij er weinig dispersie van de rookpluim optreedt, kan een verhoogd emissiepunt slechts leiden tot de verplaatsing van de hinder naar een dorp verderop.

37 Deze maatregel kan geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder.

38 Deze maatregel kan geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder.

39 Ervaringen uit de praktijk geven gemengde resultaten. Bij geurneutralisatie wordt de geur van asfalt gemaskeerd door een andere (minder hinderlijke) geur. Toch kan de geurhinder alsnog blijven bestaan omdat deze specifieke geur geassocieerd wordt met asfaltproductie en kan het bij omwonenden een vals gevoel van veiligheid opwekken.

40 De exploitant moet voldoende op de hoogte zijn van de samenstelling en de effecten van gebruikte producten om extra emissies te voorkomen.

41 Ervaringen uit de praktijk geven gemengde resultaten. Bij geurneutralisatie wordt de geur van asfalt gemaskeerd door een andere (minder hinderlijke) geur. Toch kan de geurhinder alsnog blijven bestaan omdat deze specifieke geur geassocieerd wordt met asfaltproductie en kan het bij omwonenden een vals gevoel van veiligheid opwekken.

42 Deze maatregel kan tijdelijk geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder.

43 De exploitant moet voldoende op de hoogte zijn van de samenstelling en de effecten van gebruikte producten om extra emissies te voorkomen.

44 Ervaringen uit de praktijk geven gemengde resultaten. Bij geurneutralisatie wordt de geur van asfalt gemaskeerd door een andere (minder hinderlijke) geur. Toch kan de geurhinder alsnog blijven bestaan omdat deze specifieke geur geassocieerd wordt met asfaltproductie en kan het bij omwonenden een vals gevoel van veiligheid opwekken.

45 Deze maatregel kan tijdelijk geïmplementeerd worden indien er sprake is van aanhoudende hinder.

46 De techniek vraagt een grote initiële investering. Op basis van de financiële en bedrijfsspecifieke toestand is het aangewezen om de techniek in te zetten.

47 Op de lange termijn kan regelmatig onderhoud kostenbesparend werken door het vermijden van reparaties en het mogelijk stilleggen van producties.

48 Omwille van de lage thermische energie-inhoud van waterstof per eenheid volume, kan er netto meer energie verbruikt worden in vergelijking met een klassieke asfaltcentrale op aardgas.

49 BBT indien de asfaltcentrale nabij een waterweg gelegen is, en indien de producent van de grondstoffen watergebonden is.

50 De techniek vraagt een grote initiële investering. Op basis van de financiële en bedrijfsspecifieke toestand is het aangewezen om de techniek in te zetten.