Externe afvalwaters en vloeibare afvalstromen zodanig verladen (op- en overslaan) dat deze geen negatieve effecten veroorzaken
Beschrijving
Volgens EIPPCB (2006) zijn onderstaande technieken B(este) B(eschikbare) T(echnieken):
24. gepaste maatregelen nemen bij opslag (§ 4.1.4.1.). De technieken worden in de BREF, § 5.1. verder gespecificeerd. O.a.:
a) opslagzone localiseren:
- verwijderd van waterlopen en gevoelige zones
- zodanig dat dubbele verlading (“handling”) van afval binnen de installatie wordt vermeden of geminimaliseerd
b) ervoor zorgen dat het afwateringssysteem in de opslagzone al het potentieel verontreinigde hemelwater kan bevatten en de afwateringen van onverenigbaar afval niet met elkaar in contact kunnen komen
c) speciale, aangewezen zone/opslagplaats gebruiken uitgerust met alle nodige maatregelen m.b.t. het specifieke risico van de afvalstoffen, voor sorteren en ompakken van “laboratorium smalls” of gelijkaardig afval. Deze afvalstoffen worden gesorteerd volgens hun gevarencategorie, met de nodige aandacht voor eventuele problemen t.g.v. onverenigbaarheid en vervolgens herverpakt. Daarna worden ze afgevoerd naar de juiste opslagzone.
d) geurende materialen verladen (“handling”) in volledig afgesloten vaten of in passend uitgeruste vaten uitgerust met een reductie-installatie en deze opslaan in afgesloten gebouwen aangesloten op een emissiereductieinstallatie.
e) ervoor zorgen dat alle verbindingen tussen de vaten kunnen worden gesloten d.m.v. kleppen. Overlooppijpen moeten worden aangesloten op een gesloten drainagesysteem (d.i. de relevante ingedamde zone of een ander vat).
f) maatregelen nemen om de opbulking van slib boven een bepaald niveau te vermijden alsook schuimvorming die een invloed kan hebben op zulke maatregelen, door een regelmatige controle van tanks, afzuigen, affiltreren van slibs voor verdere behandeling en gebruik van anti-schuim middelen.
g) tanks en vaten uitrusten met een gepast emissiereductiesysteem bij emissie van vluchtige stoffen, en met niveaumeters en alarmen. Deze systemen moeten voldoende robust zijn (kunnen werken in aanwezigheid van slibs en schuim) en regelmatig onderhouden worden.
h) organisch vloeibaar afval met een laag vlampunt opslaan onder een stikstof atmosfeer om deze te inertiseren. Elke opslagtank wordt geplaatst in een waterdichte retentiezone. Geëmiteerde gassen worden verzameld en behandeld.
25. vloeistofdecantatie- en opslagzones afzonderlijk afdijken/indammen (“bund”) m.b.v. dijken/dammen (“bunds”) die ondoordringbaar zijn voor en resistent zijn tegen de opgeslagen materialen (§ 4.1.4.4).
26. technieken toepassen voor etikettering/labelling van tanks en procesleidingen (§ 4.1.4.12). De technieken worden in de BREF, § 5.1 verder gespecificeerd (duidelijke etikettering en labelling van vaten, gebruik van unieke identificatiecodes, registratie van tanks (identificatiecode, inhoud, capaciteit, planning en resultaten van controle en onderhoud, enz.)).
27. maatregelen nemen om problemen te voorkomen die kunnen worden gegenereerd uit de opslag/opstapeling van afvalstoffen. Dit kan conflicteren met BAT 23, wanneer afval wordt gebruikt als een reagens (§ 4.1.4.10).
31. maatregelen nemen bij verlading (“handling”) van afvalstoffen in containers (recipiënten). De technieken worden in de BREF, § 5.1 verder gespecificeerd. (opslag van containers onder dak, afdoende ventilatie van afgedekte ruimte, behoud van toegang).
42. watergebruik en -verontreiniging verminderen door (§ 4.1.3.6, § 4.7.1 en § 4.7.2):
a) toepassing van waterdichting van site en retentiemethoden bij opslag
b) uitvoering van regelmatige controles van de tanks en kuilen, vooral ondergrondse
d) toepassing van een beveiligingscollectiebekken
47. beschikken over een volledig betonnen ondergrond in de hele behandelingszone, afwaterend naar interne afwateringssystemen die leiden naar opslagtanks of opvangbekkens “interceptors” die hemelwater en spillages opvangen. Opvangbekkens (“interceptors”) met een overloop op de riolering vereisen automatische monitoringsystemen, zoals pH controle, die de overloop kunnen afsluiten (§ 4.1.3.6 en BAT 63).
Technische haalbaarheid
Bewezen techniek. Geen noemenswaardige technische beperkingen.
Voor- en nadelen milieu
De techniek heeft een positief effect op het milieu, globaal gezien.
Financiële aspecten
Sommige technieken, maatregelen brengen investerings- en werkingskosten met zich mee.
Aanvullende informatie
Relatie met huidige milieuregelgeving (VLAREM II). O.a. onderstaande sectorale bepalingen staan in verband met de milieuvriendelijke techniek:
- Artikel 5.2.1.7., § 1, § 3
- Artikel 5.2.2.5.2., § 1, § 2, § 3, § 4, § 5, § 6
- Artikel 5.2.2.5.3., § 2, § 5, § 6
- Artikel 5.2.2.8.2., § 1, § 2, § 3
Referenties
EIPPCB (2006). Best Available Techniques (BAT) Reference Document for the Waste Treatments Industries. EIPPCB, Sevilla, Spanje.
Milieuvriendelijke techniek | Technische aspecten | Milieuaspecten | BBT | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bewezen | Interne veiligheid | Kwaliteit | Globaal - technisch | Waterverbruik | Lucht | Bodem | Afval | Grond- en hulpstoffen | Energie - elektriciteitsverbruik | Geluid en trillingen | Globaal - milieu | Economisch |
Externe afvalwaters en vloeibare afvalstromen zodanig verladen (op- en overslaan) dat deze geen negatieve effecten veroorzaken | + | + | 0 | + | + | + | + | 0 | 0 | 0 | 0 | + | - | Ja |
- Legende
- ++Zeer positief effect
- +Positief effect
- 0/+Mogelijk positief effect
- +/-Enerzijds negatief, anderzijds positief effect
- 0/-Mogelijk negatief effect
- -Negatief effect
- --Zeer negatief effect