Beschikbare milieuvriendelijke technieken
In dit deel bespreken we de technieken die verwerkers van externe bedrijfsafvalwaters en vloeibare/slibachtige bedrijfsafvalstromen kunnen toepassen om milieuhinder te voorkomen of te beperken.
We bespreken de milieuvriendelijke technieken per milieudiscipline. We beperken ons tot enkele algemene technieken en technieken ter voorkoming of beperking van de lozing van bedrijfsafvalwater en de emissie van VOS en geur.
Bij de bespreking van de milieuvriendelijke technieken komen onderstaande punten aan bod:
- een beschrijving (van de techniek)
- de technische haalbaarheid
- de voor- en nadelen voor het milieu
- de financiële aspecten
Waar mogelijk, leggen we bij de beschrijving van de techniek een verband met de technieken uit de BREF for the Waste Treatments Industries (EIPPCB, 2006).
De informatie in deel vormt de basis voor de selectie van de BBT. Het feit dat een techniek hier aan bod komt, betekent dus niet per definitie dat deze techniek een BBT is.
Referenties
EIPPCB (2006). Best Available Techniques (BAT) Reference Document for the Waste Treatments Industries. EIPPCB, Sevilla, Spanje.
Milieuvriendelijke techniek | Technische aspecten | Milieuaspecten | BBT | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bewezen | Interne veiligheid | Kwaliteit | Globaal - technisch | Waterverbruik | Lucht | Bodem | Afval | Grond- en hulpstoffen | Energie - elektriciteitsverbruik | Geluid en trillingen | Globaal - milieu | Economisch |
- Legende
- ++Zeer positief effect
- +Positief effect
- 0/+Mogelijk positief effect
- +/-Enerzijds negatief, anderzijds positief effect
- 0/-Mogelijk negatief effect
- -Negatief effect
- --Zeer negatief effect
1 Procesonderdelen (handelingen) die volgens (EIPPCB, 2006) minimum moeten worden afgedekt (ingesloten), afgezogen en nabehandeld zijn:
- verladen van afvalstoffen*, incl. slibs, o.a. laden en lossen van tanks;
- mengen en opbulken van afvalstoffen*;
- opslaan afvalstoffen*, incl. slibs;
- reservoirs (b.v. ontvangstbekkens), opslagtanks, voorbehandelingszones en meng-/reactietanks;
- bezinkingstanks;
- fysico-chemische behandelings-/reactievaten (o.a. deze voor neutralisatie, redoxreacties en behandeling van nitriet- en ammoniakhoudende afvalwaters);
- slibindikkings-, conditionerings- en ontwateringsinstallaties (via kamerfilterpers, decanteercentrifuge, …).
* geurende en/of VOS emitterende afvalstoffen.
2 Een verhoging van de schoorsteen wordt in alle gevallen economisch haalbaar geacht. Een herlocalisatie van de procesonderdelen daarentegen wordt niet in alle gevallen economisch haalbaar geacht.
3 De techniek is geen efficiënte geurverwijderingstechniek. De techniek kan in uitzonderlijke gevallen bij bestaande installaties, waarbij lokale geurhinder verregaande technieken, maatregelen vereist, een oplossing bieden.
4 De techniek is geen efficiënte geurverwijderingstechniek. De techniek kan in uitzonderlijke gevallen bij bestaande installaties, waarbij lokale geurhinder verregaande technieken, maatregelen vereist, een oplossing bieden.
5 De scheiding van niet-verontreinigd hemelwater en afvalwater is een BBT bij de aanleg (nieuw) en de heraanleg (bestaand) van een gescheiden riolering. Bij bestaande, gesloten bebouwingen is de scheiding van hemelwater en afvalwater technisch haalbaar als er geen leidingen onder of door het gebouw moeten worden aangelegd.
6 De chemische precipitatie is vnl. gericht op een verwijdering van zware metalen, en dit onder de vorm van metaalhydroxiden. De oplosbaarheid van de meeste metaalhydroxiden is minimaal bij een bepaalde pH. Voor de meeste, courante metalen ligt de optimale pH tussen 8 en 10. Afhankelijk van o.a. de gedoseerde toeslagstoffen, kan er tevens een verwijdering van fosfaten (PO43-), orthofosfaat, fluoride (F-), sulfide (S2-), sulfaat (SO42-) plaatsvinden.
7 De verwerkers van externe bedrijfsafvalwaters en vloeibare/slibachtige bedrijfsafvalstromen hebben doorgaans 2 actief kool filters in serie geïnstalleerd. De 2de filter is echter niet continu in dienst en wordt enkel bij verhoogde CZV concentraties (d.i. bij een nakende overschrijding van de geldende lozingsnorm) ingeschakeld. Er is dus, in vergelijking met de huidige situatie, mogelijkheid tot een intensievere actief kool behandeling. Het milieuvoordeel van een intensievere actief kool behandeling wordt nog in vraag gesteld (bijlage 6B). De effecten van de residuele CZV (persistentie? bioaccumulatie? acute en chronische toxiciteit?) zijn momenteel onvoldoende gekend. Bovendien is onduidelijk of bij problemen naar persistentie, bioaccumulatie en/of toxiciteit, de (meest) gevaarlijke stoffen door de intensievere actief kool behandeling (met een voldoende hoog rendement) worden verwijderd. Verder onderzoek dringt zich op (§ 6.1.1 en § 6.2). De technische haalbaarheid van een intensievere actief kool behandeling staat niet ter discussie. Een techniek wordt als technisch haalbaar beoordeeld als deze “bewezen” is. Een techniek is “bewezen” als deze zich niet meer in een experimenteel stadium bevindt, maar zijn waarde in de bedrijfspraktijk bewezen heeft. Er wordt bij de beoordeling van de technische haalbaarheid verder rekening gehouden met mogelijke technische beperkingen, en met aspecten als veiligheid en kwaliteit. Het feit dat er nog onzekerheid is over de grootte van de haalbare CZV-reducties, en over de milieu-effecten van de residuele CZV, wordt niet beschouwd als een technische beperking. Voor de beoordeling van de economische haalbaarheid van een intensievere actief kool behandeling moet zowel rekening gehouden worden met de betaalbaarheid van de bijkomende kosten, de dreiging voor verwerking in naburige regio’s of door verbranding, als met de kosteneffectiviteit. Omdat er nog onduidelijkheid is over het milieuvoordeel van een intensievere actief kool behandeling, kan de kosteneffectiviteit niet terdege beoordeeld worden. Op basis van theoretische berekeningen (bijlage 6A) worden de kosten van een intensievere actief kool behandeling wel betaalbaar geacht voor een gemiddeld bedrijf uit de sector, en wordt er geen wezenlijke dreiging van verwerkers in naburige regio’s of verbranding verwacht. Voor de berekeningen werden echter een aantal aannames gemaakt, waaronder deze m.b.t. de adsorptiecapaciteit van actief kool, die verder moeten onderzocht worden. In afwachting van verder onderzoek (§ 6.1.1, § 6.2) kan er geen BBT-uitspraak worden gedaan over een intensievere actief kool behandeling.
8 Praktijkervaringen binnen de sector zijn tot nog toe beperkt. Uit ervaringen binnen andere sectoren blijkt dat de dosering van poederkool in geval van storingen (en een nakende overschrijding van de lozingsnormen, b.v. voor CZV) een oplossing kan bieden (= noodinterventies). Ook bij de aanwezigheid van toxische stoffen kan de dosering van poederkool een oplossing bieden. Deze toxische stoffen kunnen de werking van de biologische waterzuiveringsinstallatie verstoren (of m.a.w. inhiberend werken).
9 De techniek is een BBT als de BBT-gerelateerde emissieniveaus (BBT-GEN) niet behaald kunnen worden door toepassing van de (andere) BBT (§ 5.2) of de behaalde emissieniveaus (van één of meerdere parameters) verder verlaagd moeten worden (b.v. omwille van lokale omstandigheden) en als de techniek daarenboven technisch en economisch haalbaar is. De technische en de economische haalbaarheid van een verdergaande zuivering kan enkel beoordeeld worden op bedrijfsniveau. We verwijzen naar http://www.emis.vito.be/sites/default/files/pagina/BBT_richtlijn.pdf voor een richtlijn voor het bepalen van de Beste Beschikbare Technieken op bedrijfsniveau. Eén bijkomende fysico-chemie (incl. bezinking of flotatie) bij lagere debieten (debieten van +/- 30 m³/dag) en defosfatie worden alvast betaalbaar geacht voor een gemiddeld bedrijf uit de sector (bijlage 7).
10 De techniek is een BBT als de BBT-gerelateerde emissieniveaus (BBT-GEN) niet behaald kunnen worden door toepassing van de (andere) BBT (§ 5.2) of de behaalde emissieniveaus (van één of meerdere parameters) verder verlaagd moeten worden (b.v. omwille van lokale omstandigheden) en als de techniek daarenboven technisch en economisch haalbaar is. De technische en de economische haalbaarheid van een verdergaande zuivering kan enkel beoordeeld worden op bedrijfsniveau. We verwijzen naar http://www.emis.vito.be/sites/default/files/pagina/BBT_richtlijn.pdf voor een richtlijn voor het bepalen van de Beste Beschikbare Technieken op bedrijfsniveau. Eén bijkomende fysico-chemie (incl. bezinking of flotatie) bij lagere debieten (debieten van +/- 30 m³/dag) en defosfatie worden alvast betaalbaar geacht voor een gemiddeld bedrijf uit de sector (bijlage 7)