Waterstoftankstations

De inzet van ‘alternatieve brandstoffen’ en de ontwikkeling van hieraan aangepaste aandrijftechnologieën en verdeelinfrastructuur verwerft een groter wordend aandeel in de betrokken industrietakken, beleidskaders, en politieke agenda’s in gans Europa. Een belangrijke aanleiding voor deze opmars zijn steeds strenger wordende emissienormen voor o.a. voer- en vaartuigen. Doel van deze verstrenging is om het aandeel van de milieu-impact door transport in de totale milieu-impact te verkleinen.

Personenvervoer vertoont de laatste jaren vooral een duidelijke trend naar elektrificatie, onder andere gedreven door de hoge efficiëntie van elektro-motoren, echter is het nog onduidelijk tot op welk niveau de elektrificatie zich zal doorzetten voor zwaar transport. (Belmans & Vingerhoets, 2020). Batterijen zijn door hun lage energiedichtheid per eenheid massa en volume minder geschikt voor zwaar transport (zoals luchtvaart, internationale scheepvaart of zwaar vrachtverkeer) dan voor personenvervoer. Naast waterstof kunnen ook andere hernieuwbare brandstoffen een rol spelen; methanol heeft een drie keer hogere volumetrische energiedichtheid dan waterstof bijvoorbeeld.

Het doel van deze studie is echter niet om de wenselijkheid van waterstof als energiedrager in transport of de toekomstige economische haalbaarheid van waterstof mobiliteit te evalueren. Deze studie focust zich specifiek op de technieken om de milieu-impact en veiligheidsrisico’s door uitbating van waterstoftankstations te beperken.

Om de voormelde trend naar een transportvloot met een relatief[1] lagere milieu-impact te bestendigen, en de beleidsdoelstellingen voor het gebruik van alternatieve brandstoffen te realiseren, is o.a. een voldoende dicht netwerk van verdeelinfrastructuur nodig. Een duidelijk regelgevend kader dat een veilige en milieuvriendelijke exploitatie van deze infrastructuur tot doel heeft, is dan ook onontbeerlijk. Deze noodzaak vormt de aanleiding voor de voorliggende BBT-studie. De BBT-studie heeft als doel een onderbouwd advies voor een dergelijk regelgevend kader in Vlaanderen te formuleren, meer bepaald voor de sectorale voorwaarden voor waterstoftankstations in VLAREM II.

In overleg met het begeleidingscomité werd de afbakening van de studie vastgelegd, gaande van de lokale on-site productie van waterstof, de levering van waterstof via batterijvoertuigen en tube-trailers, tot de verdeling van waterstof aan voertuigen en alle daartussen vallende processen. In Vlaanderen en Europa focust de waterstofindustrie zich voornamelijk op de uitrol van gasvormig waterstof; hierdoor valt de aanlevering en opslag van vloeibaar waterstof buiten de scope.

De voornaamste potentiële impact van waterstoftankstations op milieu en omgeving is veiligheidsgerelateerd. Het voorkomen van een (ongecontroleerde) vrijzetting van waterstofgas is het centrale thema waarrond deze studie heel wat preventieve en (schade)beperkende maatregelen heeft geformuleerd. Daarnaast, maar in mindere mate, zijn ook energie-efficiëntie en geluid relevante milieuaspecten bij de exploitatie van waterstoftankstations.

In deze studie werden Beschikbare milieuvriendelijke en veiligheidsborgende technieken 31 technieken beschreven die als kandidaat beste beschikbare techniek gelden, waarna in overleg met het begeleidingscomité, en na evaluatie van deze technieken, tot een set van 28 beste beschikbare technieken is gekomen. Het detailniveau van de beschrijving van de maatregelen is niet steeds gelijk. Maatregelen kunnen resultaatgericht zijn (bv. “Afschermen van gevoelige installatieonderdelen”), en met verschillende technieken of op verschillende manieren bekomen worden. In andere gevallen, houden de maatregelen de toepassing van een welbepaalde techniek in die in meer detail beschreven werd (bv. “voorzien van snelsmeltende persluchtbuisjes bij waterstoflosslangen”).

Omwille van de relevantie van het luik (externe) veiligheid werd voor deze studie een deskundige externe veiligheid ingezet om d.m.v. risicoberekening tot onderbouwde maatregelen zoals interne scheidingsafstanden en risicoafstanden te komen. Deze deskundige heeft hieraan gekoppeld eveneens twee zelfevaluatietools ontwikkeld die bepaalde exploitanten zullen kunnen gebruiken om voor de fase van vergunningsaanvraag zelf reeds de risicoafstanden en een inschatting van het groepsrisico van hun waterstoftankstation te berekenen. Deze gebruiksvriendelijke tool zal samen met deze BBT-studie publiek beschikbaar gesteld worden op de EMIS-website.

Deze studie beschrijft de huidige stand van zaken in de op internationaal niveau snel evoluerende context van infrastructuurwerken, techniekontwikkeling, formulering van richtlijnen, en uitbreiding van toepassingsmogelijkheden van waterstof. Het is bijgevolg aangewezen om dit document in tijdsperspectief te lezen en tevens de meest recente evoluties m.b.t. de voormelde thema’s in het oog te houden. In deze studie werd tot slot een hoofdstuk 7 opgenomen, waarin toegespitst wordt op bepaalde ‘technieken in opkomst’. Enkele van de voormelde ontwikkelingen worden in dit laatste hoofdstuk beschreven. Tenslotte worden in ditzelfde hoofdstuk eveneens ‘aanbevelingen voor verder onderzoek’ geformuleerd, met als doel om de tekortkomingen die tijdens het verloop van de studie werden blootgelegd, in de toekomst te kunnen ondervangen.

 


[1] Relatief, omdat alternatieve emissie-armere brandstoffen per km afgelegde afstand wel een lagere milieu-impact kunnen opleveren, maar als het aantal afgelegde kilometers door de totale transportvloot stijgt, kan dit voordeel teniet worden gedaan.