Beschikbare milieuvriendelijke en veiligheidsborgende technieken
In dit hoofdstuk lichten we de verschillende technieken/maatregelen toe die bij waterstoftankstations getroffen kunnen worden om een antwoord te bieden op de vermelde relevante milieu- en veiligheidsaspecten.
Dit hoofdstuk beschrijft maatregelen om de veiligheid te borgen, en milieubelasting te voorkomen of te beperken.
De technieken om het niveau van veiligheid te verhogen en om het milieu te beschermen, zijn mee in dit hoofdstuk verweven.
De milieuvriendelijke technieken worden besproken volgens de voor deze sector relevante milieudisciplines: water, energie en geluid.
De informatie in dit hoofdstuk vormt de basis waarop de BBT-evaluatie zal gebeuren. Het is dus niet de bedoeling om reeds in dit hoofdstuk een uitspraak te doen over het al dan niet BBT zijn van bepaalde technieken. Het feit dat een techniek in dit hoofdstuk besproken wordt, betekent m.a.w. niet per definitie dat deze techniek BBT is.
Alle (kandidaat-)BBT zijn gericht op normale omstandigheden en het voorkomen van abnormale omstandigheden, en om schade, indien abnormale toestanden daartoe zouden leiden, te voorkomen of te beperken.
Het uiteindelijke doel van de in dit hoofdstuk beschreven maatregelen is steeds om een hoger niveau van milieubescherming of veilige bedrijfsvoering te realiseren.
Voor sommige maatregelen zijn reeds bepalingen opgenomen in Vlarem (bv. bij de maatregel “lekdetectie” bestaat er reeds een VLAREM-bijlage m.b.t. “permanente lekdetectie”), maar zijn in dit hoofdstuk opnieuw belicht omwille van de relevantie voor de activiteiten onder de studiescope.
Andere maatregelen zijn nieuw (bv. voorzien van waterstof vlamdetectie), en kunnen (mits ze als BBT geëvalueerd worden) als een voorstel tot nieuwe of aanpassing van bestaande (sectorale) voorwaarden worden verwoord.
Veiligheidsfuncties
Zoals in Procesbeschrijving, milieu- en veiligheidsaspecten werd beschreven, dienen de maatregelen uit deze BBT-studie één of meerdere veiligheidsfuncties. De aard van de veiligheidsfunctie geeft aan of ze, net als de eraan te linken maatregelen, een preventief of gevolgbeperkend doel heeft.
Hoe de veiligheidsfunctie zich op het vlinderdasmodel positioneert, is weergegeven in Figuur 25.
Figuur 25: Overzicht van de preventieve (VF1-VF2) en de gevolgbeperkende (VF3-VF8) veiligheidsfuncties, met in groen een aanduiding van mogelijke oorzaken (links) en gevolgen (rechts) in relatie tot een ongewenste vrijzetting van H2 tijdens exploitatie van een waterstoftankstation
In het centrum van de vlinderdas staat de ongewenste vrijzetting van H2.
De oorzaak van de ongewenste vrijzetting is meestal een samenloop van omstandigheden waarbij een aantal voorziene preventieve veiligheidsmaatregelen niet afdoende functioneren. Elke genomen preventieve maatregel fungeert als een barrière om de ongewenste vrijzetting te voorkomen. De directe en onderliggende gevaren (oorzaken) vormen samen met de preventieve maatregelen de linkerkant van de vlinderdas.
De ongewenste vrijzetting zal resulteren in een aantal gevolgen. Gevolgbeperkende maatregelen moeten de mogelijke schade voorkomen of beperken. De rechterkant van het vlinderdasmodel wordt gevormd door de mogelijke gevolgen van de ongewenste vrijzetting, samen met de gevolgbeperkende maatregelen. Hierbij kan nog onderscheid gemaakt worden tussen maatregelen die ervoor moeten zorgen dat er -eenmaal de gevaarlijke stof ongewenst vrijgezet is- geen schade kan optreden (beschermingsmaatregelen), of dat de optredende schade beperkt blijft (mitigerende maatregelen).
Het vlinderdasmodel beschrijft zowel het veiligheidsrisico voor de mens als voor het milieu.
Naast de opdeling preventief en gevolgbeperkend, cfr. het vlinderdasmodel en de bijhorende 8 veiligheidsfuncties, is er nog een bijkomend onderscheid te maken volgens de aard van de maatregel (organisatorisch of technisch).
- Organisatorische maatregelen omvatten het opzetten van een beleid, opleidingen, procedures, voorschriften, signalisatie, … die de mens duidelijk maken dat het aangewezen is om te handelen volgens bepaalde afspraken. Hierbij blijft de menselijke factor (zijnde menselijk ingrijpen/menselijk handelen) aanwezig.
- Technische maatregelen omvatten onderdelen, toestellen, hulpmiddelen e.d. die vaak in de installatie geïntegreerd worden om het veiligheidsniveau te verhogen.
Volgens de preventiehiërarchie gaat de voorkeur uit naar technische maatregelen, die om doeltreffend te kunnen zijn meestal ook complementaire organisatorische maatregelen, zoals een regelmatig onderhoud vereisen.
Complementair aan Figuur 25 geeft Tabel 32 het resultaat van de oefening om, in het kader van volledigheid, de maatregelen uit dit hoofdstuk te linken aan:
1) de aard van de maatregel (organisatorisch/technisch);
2) de veiligheidsfunctie(s) die vervuld worden;
3) de milieuaspecten die geïmpacteerd worden.
Deze tabel kan de lezer kortom als leidraad gebruiken om gericht te kunnen zoeken naar maatregelen die gelinkt zijn aan een bepaalde veiligheidsfunctie of een bepaald milieuaspect.
Tabel 32: Relatie tussen de in H4 beschreven maatregelen, de 8 veiligheidsfuncties en de milieuaspecten
Milieuvriendelijke techniek | Technische aspecten | Milieuaspecten | BBT | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bewezen | Algemeen toepasbaar | Interne veiligheid | Kwaliteit | Globaal - technisch | Lucht | Energie - rendement | Geluid en trillingen | Overige | Globaal - milieu | Externe veiligheid | Economisch |
- Legende
1 In België gebeurt dit niet altijd, al raadt de brandweer dit wel aan, en staat het beschreven in het inspectiedocument voor waterstof van de FOD WASO (Afdeling van het toezicht op de chemische risico's, 2019). In de VS is het wel verplicht want dit staat voorgeschreven in de NFPA 2.
2 Het plaatsen van installaties in een open omgeving is niet altijd mogelijk in de praktijk. Het installatieonderdeel moet bestand zijn tegen weersinvloeden. Deze techniek is niet van toepassing bij installatieonderdelen die in een kant-en-klare container geplaatst worden.
3 Enerzijds is er een verhoging van de veiligheid omdat er minder kans is op waterstof ophoping. Anderzijds kan een waterstoflek niet ontdekt worden door een gasdetectiesysteem (om dezelfde reden als eerder vermeld). In deze gevallen moet er dus een vlamdetectiesysteem geplaatst worden op opslagtanks om de mogelijke ontsteking van waterstofgas te detecteren.
4 De toegankelijkheid van het station kan hierdoor belemmerd worden
5 Het voorzien van brandwerende muren tussen installatie-onderdelen is geen essentiële veiligheidsmaatregel, maar kan wel gebruikt worden om de interne scheidingsafstanden te verkleinen
6 Deze maatregel is sterk afhankelijk van de aanwezigheid van een naburig gebouw en de mogelijkheid om voldoende hemelwater op te vangen. Het is dus eerder beperkt tot stations met een aanpalende shop.