Verwijdering van restlading
In principe moet de lading van een vat dat ter reiniging wordt aangeboden, zo volledig mogelijk gelost zijn. Toch bevatten vaten vaak nog een restlading. Om dit na te gaan, wordt een visuele controle en/of gewichtscontrole uitgevoerd. Indien het vat geen overmatige hoeveelheid restlading bevat (zie paragraaf 'verwijdering van restlading' voor de definitie van een ‘overmatige hoeveelheid restlading’), wordt overgegaan tot de eigenlijke reiniging. Indien wel een overmatige hoeveelheid restlading wordt vastgesteld, kan, afhankelijk van de situatie, besloten worden om het vat alsnog voor reiniging te weigeren of om de restlading uit het vat te verwijderen en op te vangen. Het verwijderen van restlading kan gebeuren door uitlekken (gravitair) of uitzuigen. De verwijderde restlading is een afvalstof, en wordt afgevoerd naar een vergund verwerker of on-site verwerkt.
De vraag stelt zich tot op welk punt er nog sprake is van een restlading, en vanaf wanneer het vat voldoende leeg is, zodat tot de eigenlijke reiniging kan worden overgegaan. Dit is ondermeer afhankelijk van de aard het getransporteerde stof en de constructie van het vat. In elk geval is het vat na het verwijderen van de restlading nooit 100% leeg. Het deel van de lading dat als verontreiniging in het vat achterblijft na het verwijderen van de restlading wordt verder aangeduid als ladingsrestant. De eerste stap van de reiniging is steeds het laten uitlekken van dit ladingsrestant.