Monitoring geleide luchtemissies
Het is belangrijk om te kunnen meten welke PFAS er in de lucht terecht komen via afgassen van industriële processen. Meetmethoden voor monitoring van emissieconcentraties van PFAS voor geleide emissies zijn volop in ontwikkeling. Voor de keuze van meetmethode moet rekening gehouden worden met de vluchtigheid van de PFAS verbindingen (vluchtig, semi-vluchtig, deeltjesgebonden), de PFAS ketenlengte en kwalitatieve (screening) vs kwantitatieve (target) bepalingsmethoden. Op het moment van schrijven is er een gevalideerde Vlaamse ontwerpmethode voor luchtemissies van PFAS (LUC/VI/003). Een Europese meetmethode voor luchtemissies van PFAS is er nog niet. In eerste instantie is op Vlaams niveau een meetmethode ontwikkeld voor de bemonstering en analyse van deeltjesgebonden en semi-vluchtige PFAS (>C4, kookpunten >100°C) in geleide emissies, waarbij de PFAS isokinetisch worden bemonsterd en via een staalnametrein worden gecapteerd op een filter, adsorbentpatronen en wasflessen en vervolgens genalyseerd worden via LC-MS/MS. Niet alle PFAS-verbindingen kunnen kwantitatief opgemeten worden via deze methodiek. Bovendien is het vaak niet geweten welke PFAS componenten in producten en processen aanwezig zijn en/of als restproduct kunnen gevormd worden. De compendiummethode focust voor de monsterneming, meting en analyse van lucht (LUC) op 46 componenten, afgestemd op de 46 PFAS-verbindingen die reeds opgenomen zijn in de compendia voor de monsterneming, meting en analyse van water (WAC)[1], en bodem (CMA)[2]. De methode werd gevalideerd door middel van vergelijkende ringtesten met verschillende Vlaamse laboratoria (analyse + staalname). De kwantificatielimiet en meetonzekerheid per component zijn sinds oktober 2023 toegevoegd aan de ontwerpmethode LUC/VI/003.
De scope van deze methode (>C4, kookpunt>100°C) kan bovendien verder uitgebreid worden met de meest vluchtige (<C4) PFAS verbindingen via bijkomende bemonstering met cannisters en GC-MS analyse (zie ook EPA TO-15 methode). Dit kan in het bijzonder van belang zijn als moleculen als CF4, C2F6 en C3F8 en eventueel andere ultrakorte PFAS worden gezien als indicatormoleculen voor thermische destructie.
Praktijkervaring met de OTM-45 van EPA en afgeleide LUC draft methode werd reeds opgedaan door middel van schouwmetingen uitgevoerd bij diverse bedrijven en installaties in Vlaanderen en buurlanden. Een voorbeeld omvat de herhaalde schouwmetingen op de draaitrommeloven (DTO) van Indaver NV, en een update van augustus 2023.
Daarnaast wordt deze zogenaamde target-meting in de praktijk vaak gecombineerd met non-target screeningsmetingen op de verzamelde veldstalen via HR-MS en DART-MS, die identificatie (en ruwe groottebepaling) van eventuele onbekende PFAS componenten toelaten. Wanneer vele onbekende PFAS verbindingen uit de non-target screening komen (niet gedetecteerd in de target analyse (vb. FTOH)), kan een bijkomende TOP analyse (Total Oxidizable Precursor) worden uitgevoerd om te evalueren hoeveel van deze precursoren kunnen transformeren tot persistente perfluoralkylzuren (PFAA) eindproducten (Hofman et al. 2022). Deze analyse omvat een oxidatieve digestie (biotransformatie) waarbij de PFAA’s voor en na de oxidatieve digestie worden opgemeten via LC-MS-MS. Verder kan ook als screening voor producten totaal organisch fluor (TOF) of extraheerbaar organisch fluor (EOF) met ‘combustion ion chromatography’ (CIC) gebruikt worden. Dit wordt beschouwd als goede en kosteneffectieve screeningsmethode voor een brede range aan PFAS en PFAS precursoren. Detectielimiet is vrij hoog en ligt rond de 100 µg/kg (afh. van de matrix) (Hofman et al. 2022).