Bitumen

Beschrijving

Het bitumen wordt vanuit de olieraffinaderij aangevoerd via wegtransport in geïsoleerde tankwagens, die het bitumen op een temperatuur van 165 °C tot 200 °C houden om het gemakkelijk verpompbaar te houden. De opslag van bitumen bij de asfaltcentrale gebeurt in geïsoleerde en verwarmde tanks, bij een temperatuur van ongeveer 160 ± 10 °C.

Verschillende soorten asfaltmengsels vereisen soms verschillende soorten bitumen, met aangepaste viscositeit en verbeteringen door toevoegingen zoals elastomeren, die niet gemengd mogen worden. Hierdoor zijn er gewoonlijk meerdere bitumentanks aanwezig.

Het overbrengen van het bitumen vanuit de aanvoertankwagen naar de opslagtank gebeurt meestal via een eigen pompsysteem. Door het bitumen te verpompen in plaats van het te verblazen met perslucht (wat vroeger gebruikelijk was), wordt het bitumen geleidelijk in de opslagtanks gebracht, waardoor onnodige emissie van ademlucht wordt voorkomen.

Bij het vullen van de opslagtanks voor bitumen verdrijft het inkomende bitumen eenzelfde volume aan lucht die aanwezig was in de bijna lege tank. Deze lucht ontsnapt via ademventielen (verdringingsemissies) en bevat, omdat deze lang in contact was met bitumen, voornamelijk organische verbindingen zoals paraffinische koolwaterstoffen, methaan en aromatische verbindingen, wat geurhinder kan veroorzaken.

Milieuaspecten

Geurhinder, luchtemissies (Leyssens, Verstappen, & Huybrechts, 2013)