Huisvesting
(Goossens A., 2005a en b; Truyen A., 2005; Goossens A. et al., 2004; Van Gansbeke S., 2004b; Van Gansbeke S., 2004c; Van Gansbeke S. en Goossens A., 2004a; An., 2003b; Hendriks J., et al., 2001; An., 1998c; bedrijfsbezoeken)
Procesbeschrijving
Per diercategorie (braadkippen, leghennen) worden de gangbare staltypes besproken.
Milieu-impact
Stalsystemen hebben een impact op emissies naar de lucht (b.v. ammoniak, lachgas, methaan) en de aanwezigheid van mest kan geurhinder veroorzaken. In onderstaande tabel zijn de emissiefactoren van gangbare staltypes voor pluimvee weergegeven.
Tabel: Emissiefactoren van gangbare staltypes in de pluimveehouderij
diersoort |
emissiefactor [kg NH3/jaar/plaats] |
braadkippen slachtkuikenouderdieren opfokpoeljen van slachtkuikenoudereiren |
0.050* 0.580 - |
leghennen (incl. (groot)ouderdieren van legrassen) in kooien op de grond opfokpoeljen van legkippen kooi- of batterijsystemen grondhuisvesting |
0.085* 0.315
0.045 0.170 |
* VMM NH3-model
BRON: Goossens A., 2005a en b; Van Gansbeke S., 2004c
Om geurhinder, ammoniakemissie en vliegenoverlast bij b.v. de klassieke batterij of kooi te beperken, bezit dit stalsysteem vaak mestbandbeluchting. Deze mestbandbeluchting vereist energie. Het energieverbruik kan echter beperkt worden door de mestbandbeluchting niet continu te laten werken, door met nachtstroom te werken of de eerste dag na het afdraaien van de mest de beluchting 24 uren te laten afstaan.