Zeugen

In functie van de voortplantingscyclus worden zeugen achtereenvolgens gehuisvest in kraamhokken, dekstallen en groepshuisvesting voor drachtige zeugen.

kraamhok

Zeugen verblijven in de kraamhokken van ongeveer 1 week voor de worp tot het spenen van de biggen, gewoonlijk op 4 weken. Na het spenen kunnen de biggen al dan niet nog enkele dagen zonder de zeug in het kraamhok verblijven. Kraamhokken worden na elke bezetting grondig gereinigd en blijven enkele dagen leeg (sanitaire leegstand). De kraamstal is verdeeld in compartimenten, die bestaan uit 6 à 20 kraamhokken en een dienstgang. Kraamhokken zijn ongeveer 2,2 à 2,4 m breed en 1,6 à 1,7 m diep. De vloer van de kraamhokken bestaat gewoonlijk volledig uit roosters (bijvoorbeeld kunststof, metaal of kunststof + metaal), met uitzondering van het biggennest. Het biggennest is uitgerust met vloerverwarming en/of een infraroodlamp. De kooien zijn ofwel diagonaal, ofwel recht in het kraamhok geplaatst. Plafondventilatie komt nog vrij veel voor, maar het “frisse neuzen”systeem, waarbij de verse lucht bij de kop van de zeug wordt gebracht, kent opgang.

dekstal

De guste en pas gedekte zeugen bevinden zich in de dekstal. Het is wettelijk toegelaten de zeugen tot 4 weken na de inseminatie of dekking in individuele boxen te houden. Deze boxen zijn 2,0 à 2,2 m lang en 0,60 à 0,65 cm breed. Vaak is de box vooraan voorzien van een dichte betonvloer, terwijl achterin de box en tussen de rijen boxen betonroosters worden toegepast.

groepshuisvesting voor drachtige zeugen

Na bevestiging van de dracht, gaan de zeugen naar de afdeling voor drachtige zeugen. Mogelijke groepshuisvestingssystemen hiervoor zijn: voederstations, voederligboxen met uitloop, dropvoedering, ad lib voedering, en varianten hierop. Er wordt onderscheid gemaakt tussen stabiele en dynamische groepen. In een stabiele groep blijven de zeugen in één groep samen van inseminatie tot worp, en bevinden ze zich dus in hetzelfde drachtstadium. In een dynamische groep komen er continu zeugen bij de groep (uit de dekstal) en verhuizen er continu zeugen naar de kraamstal. In grote, dynamische groepen, is het niet zo eenvoudig de hoogdrachtige zeugen, die naar de kraamstal moeten uit de grote groep te selecteren. Hulpmiddelen zoals separatiestations met separatieruimtes, en verfmarkering zijn dan nodig. Hierbij worden de dieren individueel herkend en op basis van computerlijsten, hetzij met kleurstof bespoten, hetzij via een andere uitgang naar een aparte ruimte geleid in plaats van naar de grote groep terug te keren.

Stallen die zijn uitgerust met voederstations en waarin stro wordt gebruikt, worden meestal natuurlijk geventileerd. De andere staltypes worden gewoonlijk mechanisch geventileerd.

opmerking
Anno 2004 worden drachtige zeugen nog in 90% van de gevallen in boxen (individuele huisvesting) gehouden. Deze werkwijze zal niet meer toegelaten zijn vanaf 2013