Huisvesting

(Goossens A., 2005a en b; Truyen A., 2005; Goossens A. et al., 2004; Van Gansbeke S., 2004b; Van Gansbeke S., 2004c; Van Gansbeke S. en Goossens A., 2004a; An., 2003b; Hendriks J., et al., 2001; An., 1998c; bedrijfsbezoeken)

Procesbeschrijving

In de varkenshouderij wordt zowel natuurlijke als mechanische ventilatie gebruikt. Enkele veelvoorkomende ventilatiesystemen zijn: (1) plafondventilatie, (2) deurventilatie (of voedergangventilatie), (3) combiventilatie, (4) klepventilatie, (5) kanaalventilatie en (6) het frisse neuzen systeem.

Bij de ventilatiesystemen is het belangrijk dat er een alarmsysteem is dat de varkenshouder verwittigt van eventuele storingen (te lage of te hoge staltemperatuur, stroompanne enz.) én een noodsysteem om bij problemen toch te zorgen voor verse lucht. In de praktijk wordt soms gebruik gemaakt van een combinatie van natuurlijke én mechanische ventilatie, het zogenaamde hybridesysteem. Bij dit systeem wordt de ventilator pas ingeschakeld indien de natuurlijke trek niet volstaat. Bij nieuwbouwsystemen kan een centrale luchtafzuiging worden voorzien.

(1) plafondventilatie
Bij plafondventilatie komt de lucht via de kap binnen en via een geperforeerde plaat of folie in de hokken terecht. Vaak gaat de lucht eerst door een of meer lagen rots- of glaswol. Hierdoor heeft de lucht een zeer lage snelheid. Nadeel is dat de wol door stof kan dichtslibben. Daarom kunnen bijvoorbeeld luchtfilters bij de inlaat worden voorzien. Plafondventilatie is geschikt voor biggen (tocht is quasi onmogelijk) en in mindere mate voor vleesvarkens en kraamzeugen. Voor kraamzeugen, die bijna constant met de kop onder of naast de trog liggen, brengt dergelijke ventilatie in de zomer niet voldoende frisse lucht bij de kop van het dier.

(2) deurventilatie (of voedergangventilatie)
Bij deurventilatie komt de koude lucht meestal vanuit de centrale gang via een opening in of boven de deur de afdeling binnen en verspreidt zich zo naar het achterste stuk ervan. Dergelijke ventilatie kan niet worden toegepast in stallen zonder afdelingen. Dit systeem wordt toegepast bij biggen en vleesvarkens.

(3) combiventilatie
Een combiventilatie combineert plafond- en deurventilatie. Hierbij is in het valse plafond een opening voorzien boven de voedergang.

(4) klepventilatie
Bij klepventilatie zit de luchtinlaat bovenaan in de zijwand(en), en is het systeem voorzien van een regelbare klep. Tijdens de winter is koudeval op de dieren een gevaar, vandaar dat het systeem niet zo geschikt is voor biggen en vleesvarkens maar wel voor guste en drachtige zeugen.

(5) kanaalventilatie
Kanaalventilatie is een nieuw systeem, dat bij nieuwbouw vaak wordt toegepast. De lucht komt binnen via een kanaal onder de voedergang. Als het systeem ook emissiearm moet zijn, heeft dit als gevolg dat er een vrij complexe kelderconstructie moet worden gemaakt.

(6) frisse neuzen systeem
Het frisse neuzen systeem wordt veel toegepast bij kraamhokken. De kop van de zeug bevindt zich aan de muurzijde en de biggennesten zijn aan de andere kant gesitueerd. De koude lucht wordt via een buis boven de trog tot dicht bij de zeug gebracht.

Er zijn drie soorten varkensvoeder: droog voeder, nat voeder (voeder wordt vlak voor toediening met water vermengd) en brij (vooraf geweekt en gemengd met b.v. nevenstromen van de voedingsindustrie).

Vleesvarkens en biggen worden onbeperkt gevoederd, zeugen beperkt of onbeperkt. Beperkte voedering houdt in dat er voor ieder dier een voederplaats is of dat ieder dier individueel geregelde toegang heeft tot een gemeenschappelijke voederplaats (voederstations voor zeugen). Het voeder wordt met behulp van een vijzel gedoseerd in de voederbakken. Bij onbeperkte voedering is het voeder continu ter beschikking van de dieren. De samenstelling ervan wordt aangepast in functie van de leeftijd.

Per diercategorie (zeugen, biggen en vleesvarkens) worden de gangbare staltypes besproken.

Milieu-impact

Eigen aan huisvesting is de typische geur van de dieren en het voeder. In onderstaande tabel zijn de emissiefactoren van gangbare staltypes voor varkens weergegeven.

Tabel: Emissiefactoren van gangbare staltypes in de varkenshouderij

diersoort

emissiefactor

[kg NH3/jaar/plaats]

zeugen

       drachtige zeugenplaatsen

        kraamhokken

 

4.2

8.9

biggen

0.6

vleesvarkens

2.5- 3.0*

                                  * VMM NH3-model (deelrooster respectievelijk volrooster)

       BRON: Goossens A., 2005a en b; Van Gansbeke S., 2004c