Vormvervaardiging offset/vlakdruk
De meest gebruikte offsetplaten bestaan uit platgewalst aluminium. Tijdens de drukvormvervaardiging wordt het beeld, dat in de prepress is bewerkt, op deze aluminiumplaat overgebracht. Dit proces gebeurde vroeger voornamelijk via het selectief belichten doorheen fotografische films. De huidige techniek, computer-to-plate (CTP), laat toe offsetplaten digitaal te produceren en vermijdt zo de klassieke filmontwikkeling. Het gebruik van filmontwikkelaar en filmfixeer wordt zo vermeden.
Bij CTP wordt het beeld op de aluminiumplaten overgebracht aan de hand van een laser, waarvan de golflengte varieert (ca. van 350 tot 800 nm) afhankelijk van het gebruikte plaattype. De offsetplaten zijn meestal bedekt met een emulsie die reageert op de golflengte van de laser om zo het beeld op de plaat te vormen. Deze emulsie hangt af van de gebruikte laser, maar bestaat meestal uit fotopolymeren. Nadat het beeld op de plaat is gevormd door de laser moeten de resten van de emulsie door spoelwater worden verwijderd voordat de plaat kan gebruikt worden in de drukpers. Afhankelijk van het type plaatemulsie bevat dit spoelwater al dan niet schadelijke stoffen. Het voordeel van het gebruik van platen met een fotopolymeer-emulsie (bv. ten opzichte van een zilveremulsie) is dat er geen schadelijke stoffen in het spoelwater terecht komen. Dit spoelwater kan gerecycleerd en hergebruikt worden. Bij offset wordt bij CTP de tussenstap via fotografische films, zoals beschreven in Derden et al. (1998) niet meer toegepast. Bij sommige offsetplaten is zelfs het gebruik van spoelwater overbodig, de plaat wordt dan als het ware gespoeld op de drukpers door de eerste drukvellen (procesloze CTP).
Een variant van deze offsetplaat is de Torayplaat. Deze plaat wordt gebruikt bij waterloze offset. In tegenstelling tot de conventionele offset wordt er bij waterloze offset geen gebruik gemaakt van vochtwater (met bijhorende toevoegmiddelen) in het drukproces. Bij de Torayplaten is er boven op de offsetplaat een siliconenlaag en een transparante beschermlaag aangebracht. Door behandeling kan de siliconenlaag selectief worden verhard. De delen met een onverharde siliconenlaag worden verwijderd en vormen zo de inktvoerende laag op de plaat. Doordat er bij waterloze offset in het drukproces geen gebruik wordt maakt van vochtwater en toevoegmiddelen (bv. alcohol), zou dit proces betere milieuprestaties kunnen leveren. Maar uit een aantal toepassingen in de praktijk blijkt dat deze techniek nog niet voor alle offsettoepassingen kan worden ingezet (Caen, 2011).
De voornaamste energie- en milieuaspecten die optreden bij het vervaardigen van een drukvorm voor offsetdrukken zijn spoelwater met fotopolymeerresten en poetsdoeken. De apparaten verbruiken bovendien energie.
Referenties
Caen, D. 2011. Communicatie met D. Caen, milieuadviseur Febelgra.