Beperken/verwijderen van aërosolen

Bij het aanbrengen van conversielagen kunnen aërosolen ontstaan. In het geval er gebruik temaakt wordt van chromaat (Cr(VI)) vergen deze specifieke aandacht.

Het mechanisme van ontstaan is bij conversielagen totaal anders dan bij elektrolytisch aangebrachte deklagen: de aërosolen ontstaan immers bij het versproeien van de vloeistof in een sproeitunnel en niet door gasontwikkeling in het procesbad.

Verder is ook de concentratie aan chromaat (Cr(VI)) bij conversielagen grootteordes lager dan bij elektrolytisch verchromen en is de oppervlaktespanning lager: de aërosolen worden dus minder gemakkelijk gevormd.

Sproeitunnels voor dergelijke toepassingen moeten worden omkast en afgezogen en sproeiers moeten goed worden afgesteld en onderhouden. Eventueel is een demister nodig in de afzuiging. Zie technische fiche 25. Terugvoer van de afgescheiden vloeistof naar het procesbad is in de praktijk niet mogelijk: er is immers één centrale afzuiging (met demister) voor de hele behandelingslijn.

Bij chromatatie in dompellijnen ontstaan er nauwelijks of geen aërosolen en zijn de omkasting en afzuiging bijgevolg zelden of nooit nodig.