Bunkerslangen

NOMINAAL BUNKERDEBIET

Het standaard bunkerdebiet dat wordt toegepast op bestaande en geplande LNG-bunkerstations met een opslagcapaciteit tussen 200 en 500 m³ bedraagt ca. 100 m³/h. Afhankelijk van de LNG-behoefte van het te bevoorraden schip kunnen de bunkerdebieten variëren van 30 tot 400 m³/h.

In deze studie wordt uitgegaan van standaard afleverdebieten tussen 36 en 200 m³/h.

 

SLANGDIAMETER

Afhankelijk van het bunkerdebiet (36–200 m³/h) wordt een cryogene slang gebruikt met een nominale diameter van DN40 tot DN100.

De vaste bunkerleiding (bovengronds of in een goot onder het maaiveld) heeft eveneens een diameter van 3” of 4” en een lengte van maximaal 50 m.

 

VEILIGHEIDSMAATREGELEN

De bunkerinstallatie is standaard uitgerust met een noodstopsysteem (met koppeling tussen station en schip) dat minstens manueel door een operator of toezichthoudend persoon aan boord van het schip kan worden geactiveerd, maar doorgaans ook automatisch wordt geactiveerd door gasdetectie of lekdetectie op het station en/of het schip. Bij activatie van het noodstopsysteem wordt de bunkerpomp gestopt en worden de gestuurde noodafsluiters in de bunkerleiding gesloten.

Verder is er een noodbreekkoppeling (breakaway) voorzien in de bunkerslang en is er in de vulleiding naar de brandstoftank van het LNG-aangedreven schip meestal een terugslagklep aanwezig.

 

NOMINALE TEMPERATUUR EN DRUK TIJDENS BUNKEREN

De nominale temperatuur van het LNG tijdens het afleveren van de brandstof aan een schip ligt typisch tussen -160 °C en -134 °C.

Met betrekking tot de druk in de verdeelslang wordt rekening gehouden met een opvoerdruk van de pomp van 10 bar.