Oplosmiddelenbalans
Tabel 1 beschrijft de verschillende oplosmiddelhoudende stromen die algemeen in de oplosmiddelenbalans voorkomen. In Figuur 1 wordt een algemeen schema gegeven van de oplosmiddelenbalans. Op basis van deze oplosmiddelhoudende stromen wordt in bijlage 5.59.3 van VLAREM II beschreven hoe de gevraagde emissies bepaald kunnen worden.
De diffuse emissies (LE) kunnen op twee manieren berekend worden:
LE = I1 – O1 – O5 –O6 –O7 –O8 (o.b.v. input en geleide emissies)
of
LE = O2 + O3 + O4 + O9 (direct o.b.v. diffuse emissies)
LE wordt dan uitgedrukt als een percentage van de input I (I1+I2).
Totale emissie E = LE + O1.
Tabel 1. Omschrijving van de verschillende oplosmiddelhoudende stromen van de oplosmiddelenbalans (Bijlage 5.59.3 VLAREM II, Lodewijks et al., 2003)
Figuur 1. Algemeen schema van de oplosmiddelenbalans (Lodewijks et al., 2003).
Bijlage 5.59.3. legt geen vereisten op omtrent de vorm waarin de oplosmiddelenbalans moet worden ingediend. Bijgevolg zijn er grote verschillen tussen de ingediende oplosmiddelenbalansen van de bedrijven. Sommige bedrijven verschaffen enkel de inkomende en uitgaande productstromen, waarbij het verschil, de totale emissie, aan de grenswaarden getoetst wordt. Hierbij is het zeer moeilijk om de gerapporteerde emissies naar waarde te schatten. Anderen voorzien een uitgebreid document met meetgegevens en gedetailleerde berekening van de verschillende stromen, gebruik makend van de afkortingen gedefinieerd in VLAREM.
De Vlaamse overheid, Departement LNE, Afdeling Milieu-inspectie stelt een handleiding ter beschikking voor het opstellen van de VOS-documenten met de oplosmiddelenboekhouding (LNE, 2005). Hoewel deze handleiding niet specifiek voor de sector van verf-, lak-, vernis-, drukinkt- en lijmproducenten opgesteld is, kan hier al veel informatie in worden teruggevonden.
Problemen met de oplosmiddelenboekhouding
1) De nauwkeurigheid
De eenvoudige massabalansmethode komt er in grote lijnen op neer dat men de input vermindert met de gekende output (o.a. geleide emissies via naverbander, solventgehalte in eindproduct). In de praktijk werkt deze methode niet altijd vanwege de grote onnauwkeurigheid.
Als men het verschil neemt tussen twee bijna even grote getallen (zoals ‘input’ en ‘geleide emissie’), krijgt men een getal (de diffuse emissie) dat naar verhouding klein is. De onnauwkeurigheid in dat kleine getal is echter gelijk aan de som van de onnauwkeurigheden in de beide oorspronkelijke grote getallen. De onnauwkeurigheid kan dan in dezelfde orde van grootte liggen als de uitkomst van de berekening. Diffuse emissies die bijvoorbeeld in werkelijkheid 15% van de input bedragen kunnen met de massabalansmethode uitkomen tussen de 0% en meer dan 40% (LNE, 2005). Meerdere bedrijven gaven aan soms negatieve waarden voor de diffuse emissies te bekomen.
Daarnaast zijn er ook nog onnauwkeurigheden door schattingen (solventgehalte in eindproducten) en metingen (wanneer een beperkt aantal metingen geëxtrapoleerd wordt naar jaaremissies of jaarverbruik). Ook op de bepaling van de geleide emissies zit dus vaak al een grote onnauwkeurigheid.
Het gevolg is dat de rekenmethode genoemd in VLAREM II Bijlage 5.59.3 in verschillende gevallen niet gebruikt kan worden, tenzij wordt aangetoond dat er géén sprake is van een dergelijke grote onnauwkeurigheid. De diffuse emissies moeten dan rechtstreeks bepaald worden. Hiervoor bestaan verschillende methoden, zoals gebaseerd op ruimtemetingen, die niet noodzakelijk ingewikkeld zijn. Een goede referentie hiervoor, en bij uitbreiding voor de inschatting van alle stromen, is het Britse werkboek “The BCF VOC Workbook” (BCF, 2011), online vrij beschikbaar. Bij de rechtstreekse inschatting van de diffuse emissies worden uiteraard ook aannames gemaakt. De fouten die hiermee gepaard gaan, leiden echter tot een kleine onnauwkeurigheid op het eindresultaat.
2) Interpretatie van bepaalde stromen
Uit de oplosmiddelenboekhoudingen die ingekeken konden worden, bleek dat sommige stromen tot verschillende interpretaties leidden. Ook hier kan het Brits werkboek (BCF, 2011) of de Vlaamse handleiding (LNE, 2005) hulp bieden.
Enkele onduidelijkheden bij de Vlaamse bedrijven:
- O2: Als het water naar een waterzuiveringsinstallatie gaat, worden de solventen daar (deels) eruit gehaald (O5, vernietigd). Rekening houdend met de afvalwaterzuivering bij de berekening van O5, is O2 de hoeveelheid die nog in het gezuiverde water aanwezig is. O5 is dan de hoeveelheid solvent afgevoerd in het afvalwater verminderd met O2. Soms echter kunnen solventen al verdampt zijn voordat ze aan de waterzuiveringsinstallatie komen of in de waterzuiveringsinstallatie zelf verdampen.
- O3: Door sommige bedrijven wordt O3 beschouwd als het solvent in de verkochte producten, maar dat is O7. De stroom O3 is niet van toepassing voor de verf-, lak-, vernis-, drukinkt- of lijmproducenten.
- Tankverliezen: het is niet duidelijk uit de beschrijving in VLAREM of deze verliezen als diffuse (dit lijkt het meest logische) of als geleide emissies (BCF, 2011) beschouwd worden. Deze emissies zijn echter beperkt en leiden dus niet tot een grote onnauwkeurigheid.
Referenties
BCF (2011). The BCF VOC Workbook. Guidance for coatings manufacturing installations: demonstrating compliance with PG6/44 VOC emission limits and preparing solvent management plans. British Coatings Federation, Leatherhead. (16/04/2013)
LNE (2005). Handleiding VOS-documenten. Handleiding voor de opmaak van VOS-documenten zoals bedoeld in VLAREM II Art. 5.59.3.2 §1. Versie 05.2.
Milieuvriendelijke techniek | Technische aspecten | Milieuaspecten | BBT | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bewezen | Algemeen toepasbaar | Interne veiligheid | Kwaliteit | Globaal - technisch | Waterverbruik | Afvalwater | Lucht | Afval | Energie - elektriciteitsverbruik | Chemicaliën | Globaal - milieu | Economisch |
Oplosmiddelenbalans | vgtg 1 |
- Legende
- ++Zeer positief effect
- +Positief effect
- 0/+Mogelijk positief effect
- +/-Enerzijds negatief, anderzijds positief effect
- 0/-Mogelijk negatief effect
- 0/--Mogelijk zeer negatief effect
- -Negatief effect
- --Zeer negatief effect
1 Enkel bij een oplosmiddenverbruik > 100 ton/jaar. Niet kosteneffectief bij laag verbruik van solventen.