Opslag en afvoer van krengen

De opslag en afvoer van krengen is wettelijk bepaald via Vlarem II, artikel 5.9.8.4§4.

Onverminderd de ter zake van toepassing zijnde reglementaire bepalingen mogen krengen niet op het terrein van de inrichting worden begraven. De exploitant treft de nodige schikkingen om de krengen onmiddellijk af te zonderen van de gezonde dieren en opdat zij zo spoedig mogelijk worden opgehaald door een inrichting bedoeld in subrubriek 2.11 van de
indelingslijst. In afwachting en ter voorkoming van verdere besmettingen worden:

1. lichaamsdelen, organen en krengen van kleine dieren (pluimvee, konijnen, biggen tot ca. 20 kg, e.d.) bewaard in gesloten kadavertonnen;

2. krengen van middelgrote dieren (varkens, kalveren, schapen e.d.) bewaard op een gemakkelijke te reinigen en te ontsmetten krengenplaats, uitgevoerd in harde materialen, onder een passende, gesloten afdekking uit duurzaam en goed onderhoudbaar materiaal; deze krengenplaats moet gemakkelijk herkenbaar en bereikbaar zijn voor de ophaalwagen van de inrichting bedoeld in subrubriek 2.11 van de indelingslijst;

3. krengen van grote dieren (runderen, paarden, e.d.) bewaard onder een passende, gesloten afdekking uit duurzaam en goed onderhoudbaar materiaal;

4. alle andere schikkingen getroffen om kontakten met derden te vermijden. De sub 2° en sub 3° bedoelde afdekking moet derwijze zijn dat katten, honden, andere dieren en insecten zich geen toegang kunnen verschaffen tot de krengen.

Dit thema wordt in deze BBT studie niet verder behandeld.