Verplaatsbare houders

Types houders

In de regelingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen (ADR voor vervoer over de weg; RID voor vervoer over spoor; ADN voor vervoer over binnenwateren; IMDG voor internationaal zeevervoer; DGR voor luchtvervoer) is er, voor het vervoer (en opslag) van gevaarlijke of brandbare vloeistoffen, sprake van onder andere

  • verpakkingen (tot 450 liter of 400 kg, al dan niet met oververpakkingen),
  • grote verpakkingen (meer dan 450 liter of 400 kg, tot 3000 liter, maar niet losgestort),
  • IBC’s (meer dan 450 liter of 400 kg, tot 3000 liter, losgestort),
  • tankcontainers en mobiele tanks (deze laatste zijn geschikt voor zeevervoer),
  • ‘vaste’ tanks (bv. tankwagens of opleggers)[1]

Een belangrijk onderscheid tussen deze types van houders is de aanwezigheid van een UN-merkteken bij geteste verpakkingen, grote verpakkingen en IBC’s, terwijl dit voor tanks (zowel tankcontainers, mobiele tanks als ‘vaste’ tanks) een metalen identificatieplaatje is (waarop ondermeer de afkorting ADR/RID of in geval van mobiele tanks de afkorting UN voorkomt samen met het goedkeuringsnummer, het bouwjaar, het merk, het fabricagenummer, de proefdruk en de datum van de eerste en de laatste hydraulische drukproef met het keurmerk van de erkende instelling).

Ook sectie 3.1.13 van de BREF EFS geeft een beschrijving van wat verstaan wordt onder verplaatsbare houders. Verschillende types van houders worden gebruikt voor opslag en transport van chemische producten.

  • Glazen flessen

Glazen flessen overschrijden normaal gezien niet de capaciteit van 5 liter en overschrijden vaak niet de capaciteit van 2,5 liter. In de meeste gevallen zijn ze bedoeld voor onmiddellijk gebruik bv. in een laboratorium.

  • Vaten

Vaten zijn normaal gezien cilindrische verpakkingen met vlakke bodem en top. Echter, de vorm hangt af van het opgeslagen product. Ze kunnen gemaakt zijn uit staal, plastic, hout, karton of andere materialen. Voorbeelden zijn:

  • plastic flessen of vaten tot 60 liter
  • metalen vaten tot 25 liter
  • stalen of glasvezel versterkt polyester vaten tot 300 liter
  • Composietverpakkingen

Deze types van verpakkingen zijn gemaakt van een interne houder (bv. plastic, glas, porcelein, aarde) en een externe verpakking (bv. karton, hout,…). Eens samengesteld, kunnen ze niet meer herverdeeld worden.

  • Grote houders (IBC – Intermediate Bulk Container)

Dit type houder heeft verschillende vormen, afmetingen en capaciteiten, maar met volgende bovengrenzen voor capaciteit:

  • 3 m³ voor harde IBC’s
  • 1,5 m³ voor flexibele IBC’s

Algemeen gebruikte IBC’s zijn:

  • metalen IBC’s: volledig gemaakt uit een metalen materiaal, zowel de verpakking als het hulpmaterieel.
  • flexibele IBC’s: gemaakt uit textiel, folie or een ander flexibel materiaal (of composietmateriaal) en hulpmaterieel.
  • hard plastic IBC’s: hebben een lichaam uit hard plastic met of zonder een skelet voor mechanische ondersteuning en hulpmaterieel.

Figuur 5: Afbeelding van IBC’s opgeslagen op palletstellingen (Bron: HSE, 2009)

  • Tankcontainers

Naast de in de BREF beschreven types van houders, zijn er ook nog de tankcontainers, zijnde opslagvaten van doorgaans 14.000 tot 33.000 liter in een stalen frame, met daaromheen een isolatie- en beschermingslaag van doorgaans polyurethaan en aluminium. In veel gevallen zijn deze stapelbaar, en worden ze gemengd met scheepscontainers vervoerd over de weg, het spoor, of het water.

 

Figuur 6: Afbeelding van een 40-voet tankcontainer (Bron: CEFIC)

Het materiaal van de houder moet perfect compatibel zijn met de fysicochemische eigenschappen van de vloeistof om te verzekeren dat er geen interactie optreedt die een reactie of lekkage kan veroorzaken. De belangrijkste standaarden en codes van goede praktijk worden in de BREF opgelijst. Voor gevaarlijke stoffen moeten de verpakkingen van een gepast UN performantie getest type zijn. Voor vloeibare stoffen is het verplicht om een vulpercentage van de verpakking te respecteren afhankelijk van de karakteristieken van het product, om verspreiding van het product te vermijden. De verpakkingen moeten robuust zijn en goed passende deksels hebben om lekkage tegen te gaan wanneer ze worden omgestoten.

  • Opslagvoorzieningen

Verpakkingen kunnen volgens de BREF opgeslagen worden in onderstaande opslaginrichtingen. De opslag gebeurt al dan niet in opslagrekken (bv. palletstellingen). Elk van onderstaande types opslagvoorzieningen heeft een typische soorten van inkuiping. De verschillende soorten komen aan bod in ‘Maatregelen risicobeheersing’.

  • Losse kasten of ingebouwde kasten

Kleine eenheden voor een gescheiden opslag van gevaarlijke producten. Typisch zijn deze aanwezig bij chemische labo’s of bij procesruimtes in de industrie.

  • ‘Opslagcellen’ in gebouwen

Een opslagcel die gevaarlijke producten bevat, bevindt zich normaal gelijkvloers. Een opslagcel in een gebouw met verdiepingen zal normaal niet meer dan 500 liter gevaarlijke producten bevatten, en één in een gebouw met één verdieping maximaal 2500 liter. Wanneer de opslagcel directe toegang verleent tot een werkruimte waarin activiteiten plaatsvinden die brandgevaar inhouden, wordt de cel voorzien van een zelfsluitende deur. Een opslagcel kan een ingebouwde of losse kast bevatten voor gescheiden opslag van gevaarlijke producten die kunnen reageren met andere opgeslagen stoffen ter vorming van gevaarlijke gassen of dampen of die gevaarlijke situaties kunnen veroorzaken zoals explosies, het wegspuiten van gevaarlijke producten of oververhitting.

  • Opslaggebouwen (magazijnen)

Opslaggebouwen worden gebruikt voor opslag van verschillende stoffen, gaande van vaten met gevaarlijke vloeistoffen, cilinders met gas onder druk, tot verpakte producten zoals chemicaliën en pesticiden of chemisch afval voorafgaand aan verwijdering. Ze kunnen losstaande gebouwen zijn, of onderdeel van andere gebouwen.

Goed ontwerp en constructie van opslaggebouwen die gevaarlijke producten bevatten, concentreert zich op gebeurtenissen zoals vuur, explosie en verliezen van gevaarlijke producten, in het bijzonder om deze te voorkomen of zo veel mogelijk te beheersen. Verder zijn goede praktijken en procedures belangrijk.

Gewoonlijk, maar niet altijd, zijn opslaggebouwen geconstrueerd uit onbrandbare materialen. De graad van brandweerstand van het gebouw bepaalt mee de minimumafstand van terreingrenzen en andere gebouwen. Bij voldoende brandweerstand kan het opslaggebouw onderdeel zijn van een ander gebouw.

Compartimentering van de ruimtes bedoeld voor opslag van gevaarlijke producten kan verzorgd worden door gebruik van scheidingswanden of door een opslagvrije zone te voorzien. Sommige magazijnen hebben een ingebouwde bewaarplaats in het magazijn waarin bijzonder gevaarlijke producten kunnen worden opgeslagen, bijvoorbeeld licht ontvlambare vloeistoffen of peroxides.

De vloer van het gebouw is gewoonlijk van een onbrandbaar materiaal, vloeistofdicht en bestand tegen de opgeslagen stoffen.

Het dak van het gebouw is bestand tegen vuur aangeblazen door de wind, en de dakstructuur is een vuurbestendige constructie om te voorkomen dat een brand in de bewaarplaats komt.

Een opslaggebouw is normaal voorzien van voldoende ventilatie om te voorkomen dat een explosief mengsel zich kan vormen door bijvoorbeeld lekkage, en om enige schadelijke of onaangename dampen te verwijderen.

Het gebruik van elektrisch gereedschap kan vonken genereren die een brand kunnen ontsteken in het opslaggebouw. Het is daarom belangrijk om explosiebeschermd elektrisch gereedschap te gebruiken. In de meeste gevallen zal degelijke aarding van de stalen structuur echter voldoen.

Het niveau van bescherming en middelen ter brandbestrijding hangen af van vele factoren, waaronder de ontvlambaarheid van de opgeslagen stoffen, de ontvlambaarheid van de verpakkingen en de opgeslagen hoeveelheden. Als een brand uitbreekt in een opslagvoorziening, kan een deel van de opgeslagen stoffen vrijkomen. Als er verontreinigd blusmiddel ontstaat, worden normaal gezien maatregelen genomen om te voorkomen dat deze producten de bodem, het rioolwater of het oppervlaktewater bereiken. Systemen voor opvang van het blusmiddel kunnen op verschillende manieren geconstrueerd worden, wat verder beschreven zal worden in 'beschikbare milieuvriendelijke en veiligheidsborgende technieken'.

  • Opslagterreinen

In principe verschillen de maatregelen en voorzieningen voor opslag van verpakte gevaarlijke producten buiten niet van deze voor binnenopslag. Om de opslag te beschermen van direct zonlicht en regen, kan de opslag voorzien worden van een overkapping.

De opvangvoorzieningen die normaal worden voorzien voor vrijgekomen stoffen en blusmiddel zijn dezelfde als deze die worden toegepast voor opslaggebouwen. Wanneer de opslag niet overdekt is, zijn er voorzieningen voor een gecontroleerde afvoer van mogelijk verontreinigd hemelwater.


[1] Deze worden in deze BBT-studie niet beschouwd als verplaatsbare houders