Losinstallatie voor LNG-schepen (tankers)

Een LNG-bunkerstation kan ook worden bevoorraad via kleine LNG-tankers of LNG-bunkerschepen met een capaciteit van 1.000 tot 7.500 m³.

 

NOMINAAL LOSDEBIET

In deze studie wordt rekening gehouden met drie standaard nominale losdebieten voor schepen, nl. 100 m³/h, 150 m³/h en 200 m³/h.

Aangezien het nieuwe bunkerschip, de ENGIE ZEEBRUGGE, vanaf het voorjaar van 2017 kan worden ingezet voor het schip-to-schip bunkeren en het bevoorraden van kleine LNG-bunkerstations in Noord-West Europa, wordt ook rekening gehouden met een scheepslossing aan een hoger debiet, nl. 400 m³/h.

 

SLANGDIAMETER

De losoperatie gebeurt met behulp van de cargopompen van het schip en een flexibele bunkerslang. Afhankelijk van het losdebiet (100 – 400 m³/h) wordt een cryogene slang gebruikt met een nominale diameter van DN80 tot DN150.

 

VEILIGHEIDSMAATREGELEN

De losinstallatie voor LNG-tankers is standaard uitgerust met een noodstopsysteem (met koppeling tussen station en schip) dat minstens manueel door een operator of toezichthoudend persoon aan boord van het schip kan worden geactiveerd, maar doorgaans ook automatisch wordt geactiveerd door gasdetectie of lekdetectie op het station en/of het schip. Bij activatie van het noodstopsysteem worden de cargopompen gestopt en worden de gestuurde noodafsluiters in de transferleiding gesloten.

Verder is er een noodbreekkoppeling voorzien in de losslang en is er in de vulleiding van de opslagtank een terugslagklep aanwezig.

 

NOMINALE TEMPERATUUR EN DRUK TIJDENS LOSSING

De nominale temperatuur van het LNG tijdens het lossen van een LNG-tanker is typisch gelegen tussen -160 °C en -150 °C en 1 barg.

Met betrekking tot de druk in de losslang wordt rekening gehouden met een opvoerdruk van de cargopompen van 10 bar.