Inzameling en afvoer van bouw- en sloopafval
Het ontstaan en de inzameling van bouw- en sloopafval op de werf, alsook het loutere (tussentijdse) op- en overslagactiviteit (bv. bij een aannemer die geen sortering uitvoert) wordt buiten de scope van deze BBT-studie beschouwd. Er zullen dan ook geen milieuvriendelijke technieken in 'beschikbare milieuvriendelijke technieken' noch BBT geselecteerd worden in Hoofstuk 5 voor de inzameling van afval op de werf. Wel wordt inzameling op de werf beschreven in dit hoofdstuk omdat dit aspect in de bouwketen belangrijke randvoorwaarden stelt aan sorteerders en puinbrekers en omgekeerd. Immers, een selectieve sloop en gescheiden inzameling aan de bron/op de werf waar mogelijk is hét startpunt voor een goede sortering van bouw- en sloopafval en recyclage van puin bij sorteerders en brekers.
Afval dat vrijkomt bij de bouw, renovatie of afbraak van gebouwen kan ofwel in (zuivere) fracties worden ingezameld ofwel in een container ‘gemengd bouw- en sloopafval’. De mate waarin deze inzameling gescheiden gebeurt, moet voldoen aan de bepalingen in artikel 4.3.2. van VLAREMA (zie Hoofdstuk 2). Om selectief slopen te stimuleren verplicht VLAREMA een sloopopvolgingsplan op te stellen voor bepaalde sloop-, ontmantelings- en renovatiewerken waarvoor een omgevingsvergunning vereist is (zie paragraaf 2.5.2). Daarnaast wordt de gescheiden inzameling in sterke mate bepaald door een kosten-batenanalyse die gemaakt wordt voor de aanvang van de werkzaamheden. Hierbij houdt men vooral rekening met de verwerkingskosten en transportkosten voor het afgevoerde afval. Naast de kosten en baten, wordt in de praktijk ook rekening gehouden met onder andere de beschikbare ruimte op de werf en de duurtijd van die werf.
Bij de sloop van gebouwen kan een gescheiden inzameling aan de bron plaatsvinden als de sloop selectief gebeurt. Het selectief slopen van gebouwen verdient de voorkeur om zo veel mogelijk aan de bron te scheiden en is bij de meeste sloopaannemers de standaardpraktijk, maar er is een zekere variatie in de graad van selectief slopen. Doorgaans worden makkelijk te verwijderen materialen eerst per materiaalstroom verwijderd. Het gaat hier vaak om:
- hout (deuren, dakstructuur, omlijstingen, parket, …);
- PVC of aluminium van ramen, deuren, …;
- metaal (buizen, kabels, radiatoren, …);
- vloer- en wandbekleding (vinyl, laminaat, tapijt, …);
- niet-dragende, niet-inerte structuren (binnenmuren van gips of gipskarton).
Daarnaast is het ook wettelijk verplicht gevaarlijke afvalstoffen zoals asbesthoudende materialen te verwijderen en gescheiden in te zamelen (Hoofdstuk 4.7 VLAREM II).
In bepaalde gevallen gaat men ook dakpannen eerst manueel verwijderen om vervolgens de houten dakstructuur te ontmantelen met een grijper of kraan. Ook vlakglas wordt soms apart verwijderd en ingezameld omdat deze het steenpuin kan verontreinigen.
Vervolgens zal de sloopaannemer met een grijper of kraan het gebouw verder afbreken. Afhankelijk van de materialen die nog in het gebouw zijn achtergebleven en de samenstelling, zal de aannemer de materialen al dan niet per materiaalstroom verzamelen op de site. In deze fase van de sloop komt het puin vrij.
Bij een minimale selectieve slooppraktijk worden doorgaans een viertal stromen apart afgevoerd. Obv de inzichten van de proeftuin circulair bouwen zijn dit meestal gemengde fracties, B-hout, grond en stenen en gemengd steenpuin. Bij een doorgedreven selectieve sloop worden meer stromen apart afgevoerd. Hierbij wordt nog gipskarton, harde kunststoffen, roofing en glasafval apart ingezameld. Ook kunnen bepaalde stoorstoffen selectief gesloopt worden zoals o.a. cellenbeton aangezien deze het puin kan verontreinigen. De keuze voor een doorgedreven selectieve sloop en de gescheiden inzameling is vooral een economische optimalisatie, rekening houdend met de beschikbare plaats op de werf (of directe omgeving) en de logistiek. Mogelijk is recyclage en hergebruik in de praktijk in bepaalde situaties niet rendabel. Bij een kleine werf zullen bij doorgedreven selectieve sloop containers vaak niet volledig gevuld geraken omdat het volume van de vrijgekomen materiaalstromen te klein is en lopen transportkosten al snel op. In het algemeen kan gesteld worden dat er getracht wordt om de duurdere stroom gemengd bouw- en sloopafval zo klein mogelijk te houden. Vooral niet-steenachtige materialen worden nog gemengd ingezameld en vervolgens uitgesorteerd.
Sloopaannemers beschikken meestal over een eigen vloot en gaan het afval zelf transporteren naar de sorteerders of brekers, al dan niet in eigen beheer. Aannemers en particulieren gaan vaker beroep doen op IHM’s. Het afval wordt dan verzameld en opgehaald in containers van 10 tot 40 m³. Materialen zoals hout en metaal kunnen worden opgehaald in containers tot 40 m³. Steenpuin en grond verontreinigd met stenen worden doorgaans verzameld in containers van 10 tot 15 m³. Daarnaast zijn er ook de kleinere containers, rolcontainers en puinzakken die geschikt zijn voor kleinere volumes van bepaalde afvalfracties die op de werf ontstaan. Deze kleinere formaten worden vooral ingezet tijdens nieuwbouw en renovatiewerken eerder dan tijdens sloopwerken.
In tegenstelling tot sloopwerven komen op bouwwerven de fracties meer als zuivere stroom vrij. Verwacht wordt dat hierdoor het potentieel om gescheiden in te zamelen stijgt waardoor de reclagemogelijkheden vergroten. Wat de courante praktijk is om bouwafval in te zamelen werd in het kader van deze studie niet onderzocht.
Bij grote werven en wegenwerken is het gangbaar dat puin tijdelijk opgeslagen wordt op de werf zelf totdat deze ter plaatse wordt verwerkt. Deze keuze zal afhangen van de mogelijkheid om het puin op de werf te kunnen opslaan en breken met een mobiele breker, de afstand tot een vaste breker en de transportkosten, en het nodige volume aan gerecycleerde granulaten op diezelfde werf.