Buizenstelsel

Op een waterstoftankstation staan de verschillende installatie-onderdelen met elkaar in verbinding via vaste bovengrondse leidingen met een interne diameter die kan variëren van 6 mm tot 20 mm. In het lagedruk gedeelte van de installatie (≤ 200 bar) worden typisch leidingen aangewend met een diameter van 10 tot 20 mm. In het middendruk gedeelte van de installatie (200 – 500 bar) hebben de leidingen doorgaans een diameter van 6 tot 12 mm, terwijl in het hogedruk gedeelte van de installatie (> 500 bar) enkel leidingen met een diameter  ≤ 10 mm worden toegepast.

Standaard componenten gehanteerd voor de berekening van de risicoafstanden (M-Tech, 2020):

Voor de verschillende drukniveaus die voorkomen in een waterstoftankstation worden telkens 3 à 4 standaard verbindingsleidingen gedefinieerd met een verschillende leidingdiameter. Het betreffen bovengrondse leidingsegmenten met een standaardlengte[1] van 5 m. Gelet op bovenstaande beschouwingen worden in de veiligheidsstudie van M-Tech (2020) 13 standaardcomponenten gedefinieerd die aangewend kunnen worden als een onderdeel van het buizenstelsel. Deze componenten zijn weergegeven in Tabel 21.

Tabel 21: Standaard componenten voor de verbindingsleidingen gebruikt voor de berekening van de risicoafstanden

Op basis van de bekomen informatie worden verder 8 componenten gedefinieerd voor de los- of koppelslangen waarmee de tube-trailers of batterijvoertuigen in verbinding worden gesteld met de vaste installaties op het station (zie Tabel 22). De belangrijkste specificaties van de standaard slangen worden getoond in onderstaande tabel. De totale jaarlijkse gebruiksduur van de slangen op het station is een variabele parameter die kan worden ingesteld door de gebruiker van de zelfevaluatietool ter bepaling van de risicoafstanden.

Tabel 22: Standaard componenten van een buizenstelsel gehanteerd voor de bepaling van de risicoafstanden

 


[1] De aanwezigheid van langere leidingsegmenten kan in rekening worden gebracht in de zelfevaluatietool voor het bepalen van de risicoafstanden, door het aantal elementen (leidingsegmenten) te verhogen.