Geluid en trillingen
Geluid is een belangrijk milieuaspect bij de sortering van bouw- en sloopafval en de recyclage van puin. Bij verschillende stappen in het proces van sorteerders en brekers zijn er activiteiten die aanleiding geven tot geluid en trillingen. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen geluid afkomstig van bronnen die over het terrein bewegen en geluid van vaste installaties. De geluidsproductie is afkomstig van volgende mogelijke bronnen:
- Manipulaties van containers
- Het storten van bouw- en sloopafval op het terrein
- Draaiende wielladers, kranen en vrachtwagens
- Achteruitrijsignalisatie van transportmiddelen
- Sorteerinstallaties
- Verkleinen van afval of puin door vergruizers, betonscharen en sloophamers
- Zeefinstallaties
- Breekinstallaties
- Stroomgeneratoren en motoren
- Ontstoffingsinstallaties
Daarenboven zijn er een aantal factoren die invloed hebben op het uiteindelijke geluidsniveau en de hinder die er eventueel uit voortkomt (Pelckmans, 2021):
- Het geluidsvermogen van de gebruikte machines en technieken
- De exploitatieperiodes van de site
- De afstand tussen de geluidsbronnen en de ontvanger
- De aanwezigheid van geluidswerende (natuurlijke) barrières
- De weerkaatsing van het geluid
- Het dempingsvermogen van de bodem
- Meteorologische omstandigheden (bv. windsnelheid en -richting)
Belangrijk bij geluid afkomstig van rollend materiaal is dat de geluidsbelasting sterk variabel kan zijn op de ontvangersplaats in de tijd. Daarnaast zijn er nog piekgeluiden, afkomstig van bijvoorbeeld storten, laadkleppen, afzetten van containers, schrapen van laadbakken, etc. Verder worden sommige activiteiten zoals materiaalreductie (verkleinen van puin) beperkt tot bepaalde perioden in het jaar en is de geluidsbelasting afkomstig van dergelijke activiteiten niet het ganse jaar door aanwezig.
Het transportverkeer kan geluidsproductie met zich meebrengen buiten het bedrijventerrein, maar afhankelijk van de locatie van het bedrijf (industriegebied), onderscheidt het zich niet van ander wegverkeer.
Sorteer- en breekinstallaties kunnen niet hoorbare geluidshinder produceren, het zogenaamde laagfrequent geluid (in de frequentieband van 8 tot 500 Hertz). Laagfrequent geluid, met name in de frequenties net boven de gehoordrempel, kan leiden tot ernstige hinder bij personen. Tevens kunnen bijvoorbeeld ramen, deuren en andere onderdelen met een geringe massa spontaan in trilling raken (resonantie), wat kan leiden tot hinder en eventueel schade.
Geluidsmetingen in kader van Omgevingsvergunningen
In Vlaanderen werden tussen 2000 en 2004 een tiental geluidstudies uitgevoerd bij breek- en zeefinstallaties. Deze studies werden uitgevoerd naar aanleiding van klachten of in het kader van een Omgevingsvergunning. Deze geluidstudies leveren enkele waarden op voor het geluidsvermogenniveau (Lw) van enkele installaties en activiteiten:
- zeefinstallatie: Lw tussen 106 en 119 dB(A) (verschil mogelijk te verklaren door grootte en ouderdom van machines);
- breekinstallatie: Lw tussen 113 en 116 dB(A);
- dieselgroep: Lw: 88 dB(A)/compressor: Lw: 91 dB(A);
- laden en lossen:
- lossen in ingooibak zeef- en breekinstallatie: Lw tussen 103 en 105 dB(A);
- laden steenpuin in vrachtwagen: Lw tussen 103 en 106 dB(A);
- vrachtwagen: Lw 97 dB(A).
Geluidsmetingen op verschillende meetpunten rond de bedrijfsterreinen tonen in een aantal studies lokaal overschrijdingen aan van de geluidsnorm tot 10 dB(A) en meer. Hierbij spelen ook de situering van de hopen gebroken of te breken materiaal en de ligging van de werktuigen een rol.
Trillingen zijn in het geval van de sorteerinrichtingen en vaste en mobiele breekinstallaties een aandachtspunt. In België bestaat er geen wettelijk kader omtrent trillingen en wordt er doorgaans gewerkt met de Duitse norm DIN4150.
Voor bouwwerken is de meet- en beoordelingsnorm DIN 4150/3 van toepassing. Deze norm beschrijft de procedure voor het meten van trillingen en voor de beoordeling van de invloed van trillingen bij mogelijke schade aan het bouwwerk. Schade die gepaard gaat met een vermindering van de integriteit van een onderdeel van de draagconstructie of van het bouwwerk als geheel met betrekking tot zijn dragende functie, kan mogelijk de constructieve veiligheid in het gevaar brengen.
De invloed van trillingen op mensen in gebouwen wordt beschreven in DIN 4150/2 waarbij onderscheid gemaakt in:
- zelden, kortstondig optredende trillingen:
- Het storten van bouw- en sloopafval op het terrein
- Verkleinen van afval of puin door pneumatische hamers
- stationaire trillingen (bijvoorbeeld als gevolg van in opgestelde machines bij de sorteerders en brekers)
- Zeefinstallaties
- Breekinstallaties
- Stroomgeneratoren en motoren
GOP merkt op dat het huidige kader voor specifiek geluid dat is van Vlarem II. De algemene milieuvoorwaarden inzake geluid worden beschreven in hoofdstuk 4.5 van titel II van het VLAREM en bijhorende bijlagen. Deze geluidsnormering heeft een algemeen karakter en is van toepassing op alle vergunningsplichtige en meldingsplichtige inrichtingen.
Met betrekking tot mogelijke veranderingen in geluidsnormering voor breek- en zeefactiviteiten kan verwezen worden naar de studie die werd uitgevoerd op vraag van de Vlaamse Overheid, nl. “Uitklaren knelpunten Geluid” volgens bestek nr LNE/AMV/TWOL/2016/001 van februari 2018. Het doel van deze TWOL-studie was het realiseren van een verduidelijking en verbetering van de huidige geluidsregelgeving voor de ingedeelde inrichtingen, door enerzijds het ontwikkelen van een specifieke regelgeving voor installaties met beperkte werkingsduur op jaarbasis en anderzijds het uitklaren, verduidelijken en eventueel aanpassen of verfijnen van een aantal ad hoc VLAREM-knelpunten binnen de huidige geluidsregelgeving in titel II van het VLAREM. Activiteiten zoals breken en zeven zijn voorbeelden van typische activiteiten met een beperkte duur en frequentie op jaarbasis.
Deze TWOL-studie is specifiek bedoeld om een oplossing te geven voor meldingsplichtige of vergunningsplichtige inrichtingen met een specifiek regime waarvoor de huidige regelgeving onvoldoende blijkt aangepast, gezien deze momenteel worden beoordeeld als inrichtingen die constant in exploitatie zijn wat niet evenredig is met de veroorzaakte hinder. Het streefdoel is om voor deze inrichtingen, met een specifiek regime, een specifiek akoestisch kader te creëren. De omzetting van deze afgeronde studie naar regelgeving dient nog te gebeuren. In het kader van deze omzetting zal ook een inventarisatie gebeuren van bijkomende of nieuwe geluidsgegevens[1].
Wat betreft geluids- en trillingshinder bij breekactiviteiten wordt verwezen naar de BBT-studie voor geluids- en trillingshinder bij bouw- en sloopactiviteiten (Pelckmans, 2021). Ook al vallen de brekers niet binnen de scope van de BBT-studie voor geluids- en trillingshinder bij bouw- en sloopactiviteiten, toch blijkt uit de praktijk dat de generieke maatregelen uit deze BBT-studie ook kunnen toegepast worden op zowel vaste als mobiele brekers en zowel op mobiele brekers op een vaste locatie als op een werf.