Milieu-impact
In vergelijking met varkensdrijfmest:
- vertoont digestaat globaal genomen een hogere pH-waarde (gemiddeld 7,9 in plaats van 7,1);
- bedraagt de minerale-N ongeveer 50-80% (ten opzichte van 35-50%);
- zijn nutriënten (stikstof en fosfor) beter beschikbaar voor de planten;
- verspreidt het digestaat zich vlugger in de bodem door de lagere viscositeit;
- kan globaal genomen gesteld worden dat de risico’s op geurhinder eerder beperkt zijn bij toepassing van digestaat als meststof; doch, hoe meer ammonium-N in het digestaat aanwezig is, hoe hoger de pH, hoe groter de kans op geurhinder bij het opbrengen op het land;
- blijft de beschikbaarheid van kalium ongeveer gelijk.
(POVLT, 2010a)
Meer informatie over het C-gehalte in de bodem bij toepassing van digestaat is terug te vinden in de Vlaco-studie 'Karakterisatie eindproducten van biologische verwerking’ beschikbaar via www.vlaco.be (Vlaco, 2011c).
Covergisting van mest levert geen bijdrage aan de vermindering van het nutriëntenoverschot vermits P- en N-verbindingen achterblijven in het digestaat. Indien het ruwe digestaat gescheiden wordt in een dikke en een dunne fractie, dan blijven P-verbindingen (bv. fosfaat, fosfor) - zoals ook vezelachtige organische stoffen, calcium en magnesium - achter in de dikke fractie. Stikstof (onder de vorm van ammonium en ammoniak) - zoals ook kalium - is voornamelijk terug te vinden in de dunne fractie. Covergisting draagt wel bij tot de valorisatie (beter beschikbaar maken) van de nutriënten.
Covergisting van mest en/of energiegewassen en/of OBA is één van de mogelijkheden voor de productie van groene stroom, naast zonne-energie, windenergie, waterkracht en aardwarmte.
Ten opzichte van de aanwending van ruwe mest, gaat aanwending van digestaat mogelijk gepaard met een geuremissiereductie (in een concreet voorbeeld, naar schatting 50%). Door valorisatie van biogas (opwekking van elektriciteit en vervanging van aardgas) en reductie van de methaanemissie uit de mestopslag kan bovendien een reductie van de emissie van broeikasgassen bekomen worden (in een concreet voorbeeld, naar schatting 40-130 kg CO2-eq/m³ vergiste mest) (Melsele R.A., et al., 2004).
Wel bevat vergistte mest een hoger gehalte aan ammoniakale-N, wat bij opbrenging op het land hogere emissies kan veroorzaken. Er dient dus de nodige aandacht geschonken te worden aan de emissiearme opbrenging van het digestaat op de bodem (bv. directe injectie).
Zware metalen worden niet verwijderd tijdens het vergistingsproces. Omwille van de afbraak van organische stof is er een relatieve opconcentratie van zware metalen. De hoeveelheid zware metalen uitgedrukt per kilogram drogestof is hoger in het digestaat dan in de inputstromen.
Het merendeel van de organisch gebonden stikstof uit de inputmaterialen wordt vrij gezet onder ammoniakale vorm (60-80%). De overige 20-40% komt voor onder organisch gebonden vorm.
N-verbindingen uit semi-vloeibare mest zullen na bewerking in o.a. een (mest)covergistingsinstallatie in een meer mobiele vorm aanwezig zijn in het digestaat (ten opzichte van ruwe mest). Met andere woorden, de in de mest aanwezige organische stikstof wordt voor een groot deel omgezet in minerale stikstof. Er bestaat dus een verhoogd risico op uitspoeling indien digestaat op het land wordt aangewend. Door het hoger gehalte aan ammonium-N wordt mogelijk meer nitraat (uitspoeling) en N2O (broeikasgas) gevormd bij aanwending van het digestaat.
In het geval van (mest)covergisting en toepassing van het digestaat als meststof daalt de emissie van broeikasgassen (o.a. methaan) echter in vergelijking met de traditionele opslag en het uitrijden van (semi-vloeibare) ruwe mest. Uitgedrukt in CO2-equivalenten en afhankelijk van de beschouwde referentie (bv. inputstromen) dalen de broeikasgasemissies met 100-1.100 g/kWu energieproductie. De biogasinstallatie op zich genereert naar schatting ongeveer 180g CO2-equivalenten per kWu energieproductie (VDI 3475, 2010).
De energie-inhoud van biogas wordt bepaald door het aandeel methaan. Dit ligt typisch tussen 53 en 60%. Bij koolstofrijke stromen kan dit oplopen tot 70%. Puur theoretisch dient een volledige gasberekening gemaakt te worden met abstractie van CO2, H2S en O2 en waterdamp. Een zeer goede benadering is mogelijk via de algemene gaswet. Indien de onderste verbrandingswaarde wordt gehanteerd, dan betekent dit voor een biogas met 55% methaan een verbrandingswaarde van 5,467 kWh/Nm³ (ODE Vlaanderen, 2011b).
In biogasinstallaties is er een reëel risico op explosies en brand. Vooral het methaan (CH4) in het biogas is een component die de nodige aandacht vraagt. Methaan is een brandbaar gas (CAS 74-82-8). In aanwezigheid van lucht (O2) en na ontsteking is biogas ontvlambaar (www.chemicalbook.com).