Ondersteunende activiteiten

De meeste centrales beschikken ook over een klein labo dat de materialen en geproduceerde mengsels test voor de kwaliteitscontrole. Dit productielaboratorium moet uitgerust zijn om de proeven uit te voeren zoals die in het productcertificatiereglement zijn beschreven (COPRO, 2009):
 

  • zeefanalyse van steenslag en zand;
  • vochtgehalte van steenslag en zand;
  • en eventueel asfaltgranulaten, temperatuur en bindmiddelgehalte van asfaltmengsels.
  • Uitgebreidere proeven, zoals de Marshallstudie[1] voor de verantwoordingsnota van het asfaltmengsel, kunnen ook in het centraal laboratorium van de producent uitgevoerd worden.

Voor het bepalen van de samenstelling (aandeel van bindmiddel, vulstof en granulaten) in het mengsel wordt een solvent gebruikt om het bindmiddel los te maken van de mineralen. Hiervoor wordt o.a. methyleenchloride gebruikt.

Het bepalen van het bindmiddelgehalte kan ook zonder het gebruik van solventen. Een asfaltmonster wordt in een oven verhit tot 540 °C waarbij het bindmiddel verbrandt en de minerale fractie overblijft. Door voor en na het verbrandingsproces de massa van het monster te meten en hiervan het verschil te bepalen, bekomt men de massa van het bindmiddel. Hierbij kan het bindmiddel niet worden gerecupereerd.

 

Milieuaspecten: luchtemissies (VOS), afval, afvalwater




[1] Het doel van de Marshallproef is om van een cilindervormig asfaltproefstuk de maximale kracht en de daarbij optredende vervorming, onder de voorgeschreven proefomstandigheden te bepalen.