Ontzinken en beitsen in gescheiden beitsbaden uitvoeren

Deze maatregel is in veel gevallen, maar niet altijd, noodzakelijk om het beitsbad in de afvalfase nuttig te kunnen hergebruiken. Parallel met deze maatregel is het van belang om hulpstukken en aanbindmateriaal die in contact komen met het zinkbad, apart te ontzinken.

Deze maatregel heeft als doel om het zinkgehalte (g Zn/l) of de Zn/Fe-verhouding in het afgewerkte beitsbad onder een bepaalde grens te houden, met het oog op een rendabele verwerking. Indien ontzinken en beitsen gescheiden gebeurt, is in de praktijk het zinkgehalte voldoende laag om externe verwerking (zie Thermisch verzinken - Interne of externe herwinning van het beitsbad) toe te laten. Zie verder ook technische fiche 47. Technieken om het zinkgehalte te verlagen b.v. door ionenwisseling bestaan, maar zijn niet zinvol.

Externe verwerking van het ontzinkingsbad gebeurt met het oog op valoriseren van het zinkchloride. Ook bij interne verwerking is dat het geval, en wordt het ontzinkingsbad ontijzerd en geneutraliseerd met ammoniumhydroxide en vervolgens opgewerkt tot fluxbadoplossing. Zie technische fiche 48.