Vleesvee

Voor het houden van vleesvee worden in Vlaanderen verschillende staltypes toegepast, nl. volledig ingestrooide stallen, gedeeltelijk ingestrooide stallen, hellingsstallen, roosterstallen, bindstallen of ligboxenstallen.

Bij nieuwbouw worden meestal strostallen aanbevolen, dit zijn de volledig of gedeeltelijk ingestrooide stallen, of de hellingstallen. Bij de bestaande stallen zijn nog vrij veel bindstallen in gebruik. Ook roosterstallen komen nog voor, hoewel deze voor het in Vlaanderen gehouden type vleesvee minder geschikt zijn. Ligboxenstallen zijn in principe enkel geschikt voor vrouwelijke dieren, wegens de wijze waarop de twee geslachten urineren. In Vlaanderen zijn het vaak melkveestallen van dit type die een tweede leven krijgen als verblijf voor zoogkoeien.

volledig ingestrooide stal

In een volledig ingestrooide stal doet dezelfde ruimte dienst als ligruimte én als loop- en eetruimte. Deze ruimte is voor 100% ingestrooid. De investeringskosten zijn beperkt, maar het strogebruik zorgt voor hoge werkingskosten. Om de ruimte proper en comfortabel te houden is 8 à 10 kg stro per koe-kalfkoppel vereist. In vergelijking met een gedeeltelijk ingestrooide stal is dat ongeveer 500 kg per koe en per winter méér, dit wil zeggen dat de meerkost van stro (aan 50 €/ ton) ongeveer 25 €/koe/jaar bedraagt. Verder moet men er rekening mee houden dat dergelijk stroverbruik een hoge stockagecapaciteit vereist en in sommige gevallen voorzieningen om mechanisch in te strooien. Het diercomfort van de dieren in dergelijke stallen is goed, op voorwaarde dat er voldoende ruimte is voorzien, er voldoende stro van goede kwaliteit wordt verbruikt en de voeder- en drinkplaatsen goed zijn gekozen en geplaatst. In principe wordt het strooisel niet eerder dan na 4 maanden verwijderd.

gedeeltelijk ingestrooide stal

Dit staltype heeft, naast de eigenlijke ingestrooide ligruimte, ook een extra loop- en eetruimte. Deze kan bestaan uit een dichte vloer met eventueel een mestschuif of een rooster. In Vlaanderen is dergelijke loopruimte zo goed als altijd overdekt, maar in principe kan het ook om een uitloop in open lucht gaan. Deze stalindeling zorgt voor een rustiger sfeer in de eigenlijke ligruimte aangezien daar veel minder passage is. De ligruimte én de eetruimte kunnen properder worden gehouden. De gebetonneerde eet- en loopruimte leent zich voor een aangepaste circulatie van dieren (bijvoorbeeld naar de weide) en van mest (bijvoorbeeld naar een vaste mestopslag).

hellingstal

Een hellingstal wordt gekenmerkt door een stroligbed op een hellende vloer. Bovenaan de helling wordt vers stro toegevoegd. Onder invloed van zwaartekracht en de beweging en het gewicht van de dieren wordt het stromest mengsel naar het laagst gelegen gedeelte afgevoerd. Een variante bestaat erin dat alleen het liggedeelte onder helling wordt uitgevoerd, dat wil zeggen dat de aanpalende loop-eetruimte vlak is. De optimale helling is afhankelijk van het diergewicht. Zo vergen jonge dieren een steilere helling (8-12%) dan oudere/zwaardere dieren (5-8%). Bij een goede werking ontstaat er een stro-mestpakket dat langzaam de helling afschuift tot beneden. In het geval van een vlak gedeelte, is daarop meestal een mestschuif voorzien die de mest regelmatig naar een externe mestopslag schuift. In vergelijking met een volledig ingestrooide stal met pot is de hellingstal iets goedkoper en er wordt 20 à 30% minder stro verbruikt. Een variante van de “gewone” hellingstal is de zogenaamde omgekeerde hellingstal, waarbij het hoogste punt zich aan de voederkrib bevindt.

roosterstal

Een roosterstal is over de ganse oppervlakte voorzien van (beton)roosters. Slecht onderhouden of slecht geplaatste roosters kunnen aanleiding geven tot klauwproblemen en kreupelheid. Meestal wordt afgeraden jonge dieren (minder dan 250 kg), koeien of “luxedieren” op roosters te huisvesten. In Vlaanderen valt quasi alle vleesvee onder één van die categorieën. Roosterstallen worden bij nieuwbouw afgeraden. Bestaande roosters kunnen eventueel worden voorzien van zachte toplagen teneinde een deel van de nadelen van dergelijke stallen te ondervangen.

bindstal

De meeste bindstallen hebben een voedergang, korte standen en mogelijkheden voor mechanisch voederen. In sommige gevallen hebben deze (oudere) stallen onvoldoende volume en is de ventilatie niet optimaal. Een voordeel van dergelijke staltypes ten opzichte van alle andere, is de mogelijkheid om individueel te voederen. In de meeste gevallen gaat het om systemen met stromest, hoewel in sommige gevallen roosters worden gebruikt en dus mengmest wordt geproduceerd.

ligboxenstal

In een ligboxenstal hebben alle dieren een individuele ligplaats. Zoals reeds eerder aangegeven is dit staltype minder geschikt voor mannelijke dieren omwille van de wijze van urineren. Ook voor kalveren is dit staltype minder geschikt, wegens het risico op kleine klauwbeschadigingen door de voor kalveren te grote spleetbreedte van de roosters. In ieder geval dienen de kalveren over een apart kalvernest te beschikken.