Afvalwaterkwaliteit

In de onderstaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de lozingsconcentraties van bedrijven in de AGF sector. De tabellen geven de gemiddelde, maximale en minimale waarden weer zoals ze opgenomen werden in de VMM database. Er werd geen uitzuivering van de data gedaan. Deze data is ook terug te vinden in bijlage 4 van de BBT studie.

Tabel 1: Concentratie aan verontreinigende stoffen in het afvalwater van aardappelverwerkers (nacebel 1031) (VMM data 2008 – 2011)

  Tabel 2: Concentratie aan verontreinigende stoffen in het afvalwater van groente en fruitverwerkers (nacebel 1039) (VMM data 2008 – 2011)

 

AOX – Gehalogeneerde organische verbindingen

  • Er is slechts een zeer beperkte VMM dataset voorhanden van AOX. 36 metingen bij één bedrijf: min. 19 μg/l, max. 1 160 μg/l, gem. 260 μg/l.
  • Door de AGF sector zelf werden bij 5 groenteverwerkers en 4 aardappelverwerkers telkens 2 stalen genomen: min. 11 μg/l, max. 201 μg/l, gem. aardappelverwerkers 106 μg/l, gem. groenteverwerkers 201 μg/l (Vander Beken & Desmet, 2011).
  • Praktisch alle gemeten waarden liggen boven het indelingscriterium van 40 μg/l.

Ag – Zilver

  • Geen problematische parameter;
  • de meeste waarden kleiner dan de bepalingsgrens. Maar bepalingsgrens is dikwijls groter dan het indelingscriterium.

As – Arseen

  • Er worden arseenconcentraties gemeten die groter zijn dan het indelingscriterium in praktisch alle types van AGF bedrijven. De concentraties blijven in de meeste gevallen kleiner dan 10 keer het indelingscriterium. Bedrijven geven aan dat het arseen waarschijnlijk afkomstig is van groenten en aardappelen uit regio’s met arseen in de bodem.

B – Boor

  • Beperkte dataset;
  • in de meeste bedrijven wordt een boorconcentratie gemeten die groter is dan het indelingscriterium (0,7 mg/l). Er zijn enkele meetresultaten die groter zijn dan 5 keer het indelingscriterium (3,5 mg/l). Boor is mogelijk afkomstig uit het grondwater. Boorconcentraties van diep grondwater variëren tussen 0,01 en 3,88 mg/l. De gemiddelde waarde van het Landiaan is 2,6 mg/l (website Pival).

Biologische zuurstof verbruik – BZV

  • Bij de bedrijven die rechtstreeks op oppervlaktewater lozen, varieert de gemiddelde BZV waarde tussen 4 en 160 mg/l. Meer dan 90% van de meetgegevens is kleiner dan 50 mg/l.
  • De lozingsconcentratie bij de rioollozers ligt gemiddeld rond de 1 000 mg/l.
  • Zoals blijkt uit Figuur 1 hebben BZV, maar ook CZV en ZS, voor diepvriesbedrijven (die verschillende soorten groenten verwerken) een schommelend verloop over het jaar heen. De hoge organische belasting in de winter, mogelijk te wijten aan de campagnes van schorseneren, gecombineerd met lagere temperaturen, leidt tot hogere effluentconcentraties van BZV, CZV en ZS.

Figuur 1: Gemiddelde BZV, CZV en ZS van diepvriesgroente bedrijven die rechtstreeks op oppervlaktewater lozen. (VMM data, 2010)

Chemisch zuurstof verbruik – CZV

  • In de onderstaande figuren (Figuur 2 en Figuur 3) voor respectievelijk groenteverwerkende bedrijven en aardappelverwerkende bedrijven worden de effluentgegevens weergegeven. Voor bedrijven die op oppervlaktewater lozen, voldoen ongeveer 90 % aan de sectorale norm (200 mg/l voor aardappelverwerkers en 300 mg/l voor groenteverwerkers).
  • Tijdens de verwerking van schorseneren worden verhoogde effluentconcentraties vastgesteld (Desmet et al., 2005).

Figuur 2: CZV effluentgegevens van groentebedrijven die rechtstreeks op oppervlaktewater lozen (VMM, 2011)

Figuur 3: CZV effluentgegevens van aardappelverwerkende bedrijven die op een RWZI lozen (VMM, 2011)

Uit de bovenstaande figuren blijkt dat de variatie op de lozingconcentraties veel hoger is bij groenteverwerkende bedrijven dan bij aardappelverwerkende bedrijven. De oorzaak hiervoor is dat aardappelverwerkende bedrijven een constante procesvoering en grondstof hebben. Bij groenteverwerkende bedrijven is dit afhankelijk van het type groente. Wat de aardappelverwerkende bedrijven betreft, blijkt dat er onderling wel grote verschillen zitten in de geloosde CZV-concentraties.

Cd – Cadmium

  • Er worden cadmiumconcentraties gemeten die groter zijn dan het indelingscriterium in praktisch alle types van AGF bedrijven. De concentraties blijven in de meeste gevallen kleiner dan 10 keer het indelingscriterium. Fossiele meststoffen kunnen aan de basis liggen van de verhoogde cadmiumconcentraties (Delahaye et al., 2003).

Co – Kobalt

  • Er zijn geen VMM meetgegevens van kobalt beschikbaar. Uit metingen die uitgevoerd werden door de AGF sector blijkt dat zowel groente- als aardappelverwerkende bedrijven kobalt lozen in concentraties boven het indelingscriterium (0,6 μg/l). De gemeten waarden zijn tot tien maal het indelingscriterium (Vander Beken & Desmet, 2011). Het kobalt kan mogelijk afkomstig zijn van het ijzertrichloride dat gebruikt wordt om fosfaten te verwijderen uit het afvalwater [1].

Cr – Chroom

  • De concentraties blijven in de meeste gevallen kleiner dan het indelingscriterium.

Cu – Koper

  • Voor het merendeel van de AGF bedrijven zijn de effluentgegevens kleiner dan het indelingscriterium (50 μg/l). Een andere groep van bedrijven loost substantieel hogere koperconcentraties, doch de maximaal geloosde concentraties blijven onder 10 keer het indelingscriterium. De hogere concentraties situeren zich voornamelijk in de groenteverwerkende bedrijven. Bij de aardappelverwerkers komt dit niet voor. Een mogelijke verklaring voor de hogere koperconcentraties is de aanwezigheid van koperen waterleidingen (Slaats et al., 2008). De combinatie van zacht, warm/heet water en koperen leidingen zal de uitloging van koper bevorderen (website NN). De Federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu verplicht daarom ook analyses op koper in het geval koperen leidingen aanwezig zijn (Horion, 2005). Een andere belangrijke bron van koper is dierlijke mest (voornamelijk varkensmest) (Delahaye et al., 2003).

F – Fluoride

  • In het afvalwater van bedrijven worden soms te hoge concentraties fluoride gevonden. Diep grondwater bevat, afhankelijk van de locatie, tot 5 mg/l fluoride. Het kan ook aanwezig zijn in het gebruikte drinkwater. De norm voor drinkwater (1,5 mg/l) is hoger dan het indelingscriterium (0,9 mg/l). VMM maakt melding van verschillende locaties met verhoogde fluoride concentraties in het drinkwater en zelfs twee overschrijdingen van de norm in hun rapportage van 2011. (VMM, 2012).

Hg – Kwik

  • De gemeten kwikconcentraties zijn ofwel lager dan het indelingscriterium (0,3 μg/l) ofwel lager dan de bepalingsgrens.

KjN – Kjeldahl stikstof

  • De meeste bedrijven die lozen op oppervlaktewater voldoen aan de sectorale lozingsnorm (50 mg/l aardappelverwerkers / 60 mg/l groenteverwerkers). Enkele bedrijven lozen systematisch hogere waarden (tot 200 mg/l).
  • De effluentwaarden voor de rioollozers (waarvoor geen norm is opgelegd) schommelen gemiddeld rond de 120 mg/l.

N- Stikstof

  • Stikstof is aanwezig in alle AGF, maar zomervariëteiten zouden hogere concentraties stikstof (en fosfor) bevatten dan wintervariëteiten. De reden hiervoor zou liggen in de kortere groeicyclus, waardoor deze gewassen meer bemest worden. Dit is een van de redenen waarom enkel winterspinazie gebruikt wordt als babyvoeding [2]. Dit komt echter niet helemaal tot uiting in Figuur 4 en Figuur 6.
  • Uit onderzoek blijkt dat spinazie tot hogere stikstofconcentraties leidt.

Figuur 4: Ntot concentraties van stikstof van een groenteverwerkend bedrijf

Figuur 5: Gemiddelde N en P van diepvriesgroente bedrijven die rechtstreeks op oppervlaktewater lozen. (VMM data, 2010)

N-NO2 - Nitriet

  • Zowel de aardappelverwerkende als de groenteverwerkende bedrijven lozen verhoogde nitrietconcentraties (hoger dan het indelingscriterium van 0,2 mg/l). Ruim 30% van de metingen liggen boven de norm met uitschieters van meer dan 10 mg/l. Volgens (Vander Beken & Desmet, 2011) zouden verhoogde nitrietconcentraties het gevolg zijn van procesmatige storing.
  • Door de AGF sector zelf werden bij 5 groenteverwerkers en 4 aardappelverwerkers telkens 2 stalen genomen en werd nitrietstikstof bepaald (het gaat om metingen bij “grote” bedrijven). De gemeten waarden waren min. < 0,01 mg N/l, max. 7,23 mg N/l, gem. aardappelverwerkers 1,08 mg N/l, gem. groenteverwerkers: 0,37 mg N//l (Vander Beken & Desmet, 2011). Deze waarden liggen in de lijn van wat door VMM werd opgemeten.

Ni – Nikkel

  • Het merendeel van de AGF bedrijven loost nikkel in een concentratie die kleiner is dan 5 keer het indelingscriterium (5 * 0,3 μg/l).

P – Fosfor

  • Voor fosfor is er geen sectorale lozingsnorm, maar uit de metingen blijkt dat sommige bedrijven fosforconcentraties tot 150 mg/l lozen, wat veel hoger is dan bijvoorbeeld de norm van 2 mg/l voor het lozen van stedelijk afvalwater.
  • De variaties tussen aardappelverwerkers en groenteverwerkers is gelijkaardig aan deze van CZV.

Figuur 6: Ptot concentraties van een groenteverwerkend bedrijf

Pb – Lood

  • De gemeten loodconcentraties zijn ofwel lager dan het indelingscriterium (50 μg/l) ofwel lager dan de bepalingsgrens. De Federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu verplicht daarom ook analyses op lood in het geval loden leidingen aanwezig zijn (Horion, 2005).

ZS – Zwevende stof

  • Bijna alle AGF bedrijven lozen op bepaalde tijdstippen zwevende stofconcentraties die hoger zijn dan de sectorale lozingsnorm (aardappelverwerkers met lozing op oppervlaktewater: 60 mg/l; op riool: 750 mg/l; groenteverwerkers met lozing op oppervlaktewater: 50 mg/l; op riool: 600 mg/l).

Zn - Zink

  • De zinkconcentraties liggen hoger bij de aardappelverwerkers dan bij de groenteverwerkers (Vander Beken & Desmet, 2011). Zink is mogelijk afkomstig van fossiele meststoffen in de landbouw (Delahaye et al., 2003).

Pesticiden, biociden en andere (Vander Beken & Desmet, 2011)

  • De AGF sector heeft op basis van het gebruik aan pesticiden en biociden bij het produceren en bewaren van aardappelen en groenten een worst-case inschatting gemaakt. Daarna werd op het afvalwater van deze bedrijven onderzocht op deze stoffen.
  • Ortho-, meta- en para-monochlooranilines (somparameter) (afkomstig van kiemremmers bij aardappelen) komt in verhoogde concentratie voor bij aardappelverwerkers. De concentratie is afhankelijk van de periode van het jaar. In de studie werden waarden tot 2,9 μg/l gemeten (indelingscriterium 1 μg/l). De auteurs geven aan dat deze waarde nog hoger kan zijn gedurende andere periodes van het jaar.
  • De concentraties van dimethoaat, chloorpyrifos, linuron en dichloorpropeen waren steeds lager dan de rapportagegrens of het indelingscriterium.

 


[1] Schriftelijk communicatie L. Laisnez (VMM).

[2] Mondelinge communicatie Jon Denoulet Pinguin (2011).