Nominale werkingstemperatuur en -druk
De opslagtank van een afleverinstallatie met bulkconditionering van het LNG (types 1 en 2) wordt typisch bedreven bij een temperatuur tussen -134 °C en -122 °C (verzadigingsdruk: 5-10 barg). Voor installaties zonder verdeelpomp maar met drukopbouwverdamper (type 2) wordt rekening gehouden met een bijkomende druk (+5 bar) in de opslagtank die wordt gecreëerd om het LNG te kunnen verdelen naar de tankzuilen. De maximaal beoogde werkingsdruk voor dergelijke installaties bedraagt typisch 10 à 11 barg.
Voor installaties met een in-line of ogenblikkelijke conditionering (type 3) wordt de opslagtank doorgaans op een lagere temperatuur gehouden, typisch tussen -153 en -142 °C (verzadigingsdruk: 1-3 barg). De maximaal beoogde werkingsdruk voor dergelijke installaties kan gereduceerd worden tot 6 à 7 barg.
De ontwerpdruk van de tank bedraagt typisch tussen 10 en 20 barg.