Huisvesting
(Goossens A., 2005a en b; Truyen A., 2005; Goossens A. et al., 2004; Van Gansbeke S., 2004b; Van Gansbeke S., 2004c; Van Gansbeke S. en Goossens A., 2004a; An., 2003b; Hendriks J., et al., 2001; An., 1998c; bedrijfsbezoeken)
Procesbeschrijving
Rundveestallen worden gewoonlijk op een natuurlijke manier geventileerd, dit wil zeggen dat de lucht ververst wordt als gevolg van de wind en in mindere mate van het schoorsteeneffect. Hiervoor zijn in de zijgevels en in sommige gevallen in de kopgevels openingen voorzien die als inlaat of uitlaat (afhankelijk van de windrichting) fungeren. In de nok is eveneens een uitlaatopening voorzien, meestal in de vorm van een open nok. Om tocht ter hoogte van de dieren te beperken, hebben de openingen meestal windbrekers zoals netten, gordijnen, spletenwanden, geperforeerde wanden en dergelijke. De grootte van de openingen kan eventueel worden aangepast (hetzij automatisch, hetzij handmatig). Voor volwassen runderen zijn volledige open frontstallen eveneens zeer geschikt.
Afhankelijk van de gevolgde bedrijfsstrategie kan huisvesting in een stal afgewisseld worden met weidegang. In het laatste geval worden de dieren tijdelijk ondergebracht op een weide, waarbij een aanzienlijk deel van het rantsoen wordt opgenomen via grazen.
Per diercategorie (melkvee, vleesvee, jongvee en vleeskalveren) worden de in Vlaanderen gangbare staltypes besproken.
Milieu-impact
Eigen aan huisvesting is de typische geur van de dieren en het voeder. In onderstaande tabel zijn de emissiefactoren van gangbare rundveestaltypes weergegeven.
Tabel: Emissiefactoren van gangbare staltypes in de rundveehouderij
diersoort |
emissiefactor [kg NH3/jaar/plaats] |
melkvee |
8.4* |
vleesvee |
5.4-5.7 |
jongvee |
3.9-4.4 |
vleeskalveren |
1.5 |
zoogkoeien |
4.4 |
overige runderen |
4.2 |
BRON: Goossens A., 2005a en b; Van Gansbeke S., 2004c