Bij ovenatmosferen die stoffen zoals koolstofmonoxide, waterstof, butaan, propaan, LPG, ... bevatten, de vrijkomende afgasstromen verbranden

Bij bewerkingen onder gecontroleerde atmosfeer wordt de ovenatmosfeer continu ververst.

De vrijkomende gasstroom is klein in debiet, maar bestaat naast inerte gassen zoals stikstof en CO₂ voor een groot deel uit CO, waterstof, VOS… Om veiligheids- en milieuredenen is het noodzakelijk om deze stoffen te verbranden. Door de zeer hoge concentratie is het gasmengsel meestal zelfontbrandend, en gebeurt de verbranding in een soort “waakvlam” of een permanent brandersysteem indien de vrijkomende gasstroom onvoldoende zelfontbrandend is.

Bij inerte atmosferen (in de praktijk atmosfeer vnl. uit stikstof) zijn er twee opties:

• ­In de meeste gevallen gaat het dan om koelgas na vacuümharden. Aan de stikstof worden geen andere stoffen toegevoegd en er is ook geen contaminatie vanuit het stuk. De stikstofstroom kan dus zonder meer in de atmosfeer worden gebracht;
• Indien de opwarming onder stikstof gebeurt (uitzonderlijk), kunnen vanop het stuk resten olie en vuil pyrolyseren. Hierdoor komt een lage concentratie VOS in de stikstofstroom. Deze VOS worden naverbrand door de kleine gasstroom afkomstig uit de ovenatmosfeer bij te mengen bij de hete rookgassen die de oven opwarmen.