Geur

Asfalt is een reukloze vaste stof bij omgevingstemperatuur, maar bij de productie wordt het mengsel aangemaakt bij ongeveer 180 °C. De asfaltproductie omvat een stookproces om de granulaten te drogen en op te warmen en een manipulatie van warm asfalt. Hierbij ontstaan op diverse plaatsen gasvormige emissies, en deze emissies kunnen aanleiding geven tot een waarneembare geur. Deze worden toegeschreven aan vluchtige organische componenten. Speciale additieven, zoals adhesie verbeterende middelen of bepaalde soorten polymeren kunnen eveneens een waarneembare geur emitteren, maar het geurprobleem is hoofdzakelijk verbonden met het gebruik van bitumen.

De emissies van de mineralentrommel en de paralleltrommel worden via een schoorsteen verspreid. Bij niet omkaste installaties komen de emissies van de menger, de bitumentanks en het verladen op grondniveau vrij. De geuremissie van installaties voor het warm recycleren van asfalt (via een paralleltrommeldroger) is belangrijk hoger dan van installaties voor nieuw asfalt.

Geurbronnen

De belangrijkste bronnen van geurende emissies en dus mogelijke bronnen voor geurhinder bij het asfaltproductieproces zijn:

  • vullen en ontluchting van verwarmde bitumenopslagtanks,
  • ademverliezen van bitumentanks
  • rookgassen droogtrommel met onvolledige verbranding
  • schoorsteen van de droogtrommel
  • de menger
  • ophaalbaan en overstortpunten
  • lossen van het omhulde mengsel in de ophaalbak
  • vullen van de geïsoleerde asfaltsilo’s
  • vullen van de vrachtwagens met vers asfaltmengsel
  • vooromhullen van steenslag[1] (wordt praktisch niet toegepast in Vlaanderen)

Indien asfaltrecyclage toegepast wordt, komen hier nog bij:

  • opslag van asfaltgranulaat
  • paralleltrommel of mengtrommel bij asfaltrecyclage (te hoge opwarming, resten teerhoudend asfalt),
  • vullen van de buffersilo’s

Volgens NER (InfoMil, 2012) is de grootste bron van geuremissies bij de productie van asfalt met warme recyclage, de paralleltrommel. De omvang van de geuremissies is bij het warm recycleren van asfalt ongeveer 10 maal groter dan bij de installaties voor nieuw asfalt. Koud recycleren, door het bijmengen van ongeveer 10 % onopgewarmd oud asfalt, levert geen extra emissies op ten opzichte van de productie van alleen nieuw asfalt. De emissies ten gevolge van het mengen en verladen van asfalt zijn van dezelfde grootte, maar treden slechts gedurende korte tijd op.

Anderzijds wordt in VDI, 2008 aangegeven dat de invloed van asfaltrecyclage op geur, verwaarloosbaar is.

Doordat er bij verschillende referenties geen consensus is over de invloed van asfaltrecyclage op geur, wordt er geen conclusie geformuleerd voor Vlaamse asfaltcentrales.

Invloed op de omgeving

De bitumendampen en asfaltdampen die vrijkomen bij de warme opslag van bitumen en het mengen van asfalt hebben een actieradius die meestal beperkt blijft tot het terrein van de centrale zelf. Bij niet omkaste installaties komen de emissies van de menger, de bitumentanks en het verladen op grondniveau vrij.

De geurhinder op grotere afstand van de asfaltcentrale wordt meestal veroorzaakt door de rookgassen uit de schoorsteen en is afkomstig van de mineralentrommel en de paralleltrommel. De plaats waar de geurpluim eventueel hinder veroorzaakt is afhankelijk van meteorologische omstandigheden en van de hoogte van de schoorsteen.



[1] In de halfwarme verwerkingstechnieken en de verwerkingstechnieken met dubbele omhulling wordt soms de zandfractie en/of de steenslag vooraf voorzien van een laagje (vloei)bitumen .