Studie van de procesveiligheid d.m.v. veiligheidsfuncties

Onderstaande bespreking van de veiligheidsaspecten is gebaseerd op de inzichten inzake het uitvoeren van procesveiligheidsstudies, zoals beschreven in de Informatienota Procesveiligheidsstudie van de Belgische Seveso-inspectiediensten. Hoewel oorspronkelijk bedoeld voor Seveso-bedrijven, kan deze aanpak ook toegepast worden voor procesinstallaties die geen deel uitmaken van een Seveso-bedrijf.

Het samenwerkingsakkoord legt aan de exploitanten van Seveso-bedrijven op om alle nodige maatregelen te nemen om zware ongevallen te voorkomen en om de gevolgen daarvan voor mens en milieu te beperken.

Het beheersen van de risico’s van zware ongevallen is dus gebaseerd op een dubbele strategie: het voorkomen ervan en -als ze zich toch voordoen ondanks de inspanningen om ze te voorkomen- de gevolgen ervan beperken.

Een zwaar ongeval wordt gedefinieerd als “een gebeurtenis, zoals een zware emissie, brand of explosie die het gevolg is van ongecontroleerde ontwikkelingen tijdens de exploitatie, die hetzij onmiddellijk, hetzij na verloop van tijd een ernstig gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens binnen of buiten de inrichting of voor het milieu en waarbij één of meer gevaarlijke stoffen betrokken zijn”.

Samengevat betekent dit dat de exploitant alle nodige maatregelen moet nemen om:

  1. zware emissies te voorkomen (i.e. ongewenste vrijzettingen voorkomen)
  2. branden en explosies te voorkomen (i.e. ongewenste vrijzettingen voorkomen en ontstekingsbronnen vermijden)
  3. de gevolgen van zware emissies te beperken voor de mens en voor het milieu (i.e. lekken beperken, eens ze zich hebben voorgedaan).
  4. de gevolgen van branden te beperken voor de mens en voor het milieu
  5. de gevolgen van explosies te beperken voor de mens en voor het milieu.

Het centrale uitgangspunt van de methodologie voor het uitvoeren van procesveiligheidsstudies is de vaststelling dat in de praktijk de maatregelen die genomen worden in procesinstallaties niet het resultaat zijn van één enkele allesomvattende studie, maar het voorwerp uitmaken van aparte studies rond bepaalde, min of meer afgelijnde problematieken. In het algemeen kan men acht functies onderscheiden -verderop de acht veiligheidsfuncties (VF) genoemd– die telkens overeenstemmen met één bepaalde manier om in te grijpen in de loop van een ongevallenscenario waarbij gevaarlijke stoffen of energie vrijkomen:

VF1. Processtoringen beheersen

VF2. De degradatie van de omhullingen beheersen

VF3. Accidenteel vrijgezette hoeveelheden beperken

VF4. De verspreiding van vrijgezette stoffen en/of energie beheersen

VF5. Ontstekingsbronnen vermijden

VF6. Brandschade beperken

VF7. Beschermen tegen explosies

VF8. Blootstelling aan vrijgezette stoffen beperken.

De acht veiligheidsfuncties fungeren als een globale, rudimentaire checklist van te nemen maatregelen, wat de volledigheid van de procesveiligheidsstudie ten goede komt. Deze werkwijze bevordert bovendien het specificeren van meerdere onafhankelijke beveiligingslagen. De beveiligingslaag is de specifieke functie die de keten van gebeurtenissen in het scenario onderbreekt. Maatregelen zijn op hun beurt de concrete en tastbare voorzieningen die ervoor zorgen dat de beveiligingslaag zijn functie vervult.

Naast deze acht veiligheidsfuncties vormen de stoffen en reacties in de installatie mee de basis voor de procesveiligheidsstudie. De inherente gevaarlijke eigenschappen van stoffen en de fysische condities waarin ze aanwezig zijn in de installatie zijn immers bepalend voor de aard en de omvang van de schade die kan optreden wanneer ze worden vrijgezet. Daarnaast spelen stoffen en reacties een rol bij allerlei fenomenen die een ongewenste vrijzetting kunnen veroorzaken.

Stoffen kunnen een rol spelen in het veroorzaken van een vrijzetting. Een thermische ontbinding, een polymerisatiereactie of een interne explosie kunnen leiden tot hoge drukken en temperaturen.

De eigenschappen van de stoffen zijn verder bepalend voor de degraderende fenomenen die de omhullingen kunnen bedreigen, zoals allerlei vormen van corrosie en erosie. Eens vrijgezet uit de installatie, bepalen de eigenschappen van de stoffen de aard van de mogelijke gevolgen: brand, explosie, intoxicatie, chemische brandwonden of schade aan het milieu.

De belangrijkste stofeigenschappen in dit verband zijn:

  • Thermische ontbinding
  • Polymerisatie
  • Corrosie en chemische aantasting
  • Erosie
  • Brand en explosie
  • Intoxicatie door inademing
  • Intoxicatie of brandwonden bij contact met de huid
  • Schade aan het milieu
  • Reactiviteit met andere stoffen (o.a. water) en constructiematerialen

Hieronder volgt een beknopte omschrijving van de risico’s verbonden aan de stofeigenschappen. Vervolgens wordt de veiligheidsaspecten besproken, waarbij de indeling van de veiligheidsfuncties als basis wordt gebruikt. De beveiligingslagen en maatregelen worden uitvoerig besproken in hoofdstuk Beschikbare milieuvriendelijke technieken van voorliggende BBT-studie.