Afvalwater

Beschrijving

In een veeteeltbedrijf kunnen o.a. de volgende afvalwaterstromen voorkomen:

  • perssappen en run-off van de kuilplaat;
  • mestsappen
  • run-off van de kuilplaat (geconcentreerde fractie (= first flush) en verdunde fractie);
  • run-off van verharde oppervlakken dat geen mest bevat;
  • run-off van met mest bevuilde oppervlakken en materialen (b.v. mestkarren, kalverhutten en voederbakken);
  • reinigingswater van stallen;
  • reinigingswater van materialen en landbouwmachines;
  • afvalwater van de melkinstallatie (voor-, hoofd- en naspoelwater) en de melkkoeltank;
  • afvalwater van de melkstand;
  • afvalwater van de melkput, melkhuisje, laarzen, emmers;
  • afvalwater uit de ontsmettingsbak voor melkvee;
  • spoelwater van ontijzering en ontkalking;
  • huishoudelijk / sanitair afvalwater.

Afhankelijk van de herkomst, de samenstelling, de toegepaste zuiveringstechnieken en de van toepassing zijnde wetgeving kan het afvalwater worden hergebruikt of verwijderd door:

  • opvangen in de mestkelder en uitrijden op het land
  • lozen (riool of oppervlaktewater), eventueel na zuivering.

Opmerkingen

  • Voor-, hoofd- en naspoelwater van de melkmachine alsook opgewarmd water van de voorkoeler kunnen als alternatieve waterbronnen aangewend worden in specifieke processtappen (zie water - gebruik van alternatieve waterbronnen).
  • Indien niet aangewend als proceswater mag het spoelwater van de melkmachine worden opgevangen in de mestkelder.
  • De verdunde (niet-vervuilde) fractie van de run-off van de kuilplaat alsook de run-off van verharde oppervlakken dat geen mest bevat (niet-verontreinigd hemelwater), komen niet in aanmerking voor lozing op riool.
  • Run-off en reinigingswater van niet met mest bevuilde materialen dat oliën en vetten kan bevatten, hoort niet thuis in een kleinschalige waterzuiveringinstallatie (KWZI). Deze afvalwaterstroom dient behandeld te worden met behulp van een olie-afscheider of coalescentiefilter naargelang geloosd wordt op riolering of in oppervlaktewater. Gezien deze afvalwaterstroom eerder voorkomt in de akkerbouwsector wordt er in de BBT-studie veeteelt niet verder op in gegaan.
  • Vermits huishoudelijk / sanitair afvalwater niet direct gelinkt is met de bedrijfsactiviteit komt dit in de BBT-studie niet als afzonderlijke afvalwaterstroom aan bod.

Kwantitatieve inschatting

Ter informatie wordt in tabel 1 voor een aantal afvalwaterstromen een inschatting gemaakt van de hoeveelheid en de samenstelling ervan. Bepaalde afvalwaterstromen zijn moeilijk afzonderlijk te kwantificeren of maken deel uit van lopend onderzoek. In het geval (nog) geen concrete data beschikbaar zijn, wordt een vraagteken in de tabel vermeld. Deze cijfers dienen echter met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Een gedetailleerde samenstelling van een aantal deelstromen op 2 voorbeeldbedrijven is terug te vinden in Tabel 2.

Tabel 1: Hoeveelheid en samenstelling van een aantal afvalwaterstromen en technieken voor het afvoeren of hergebruik ervan

afwaterstroom hoeveelheid        samenstelling
(kwalitatieve beschrijving van de belangrijkste parameters)
opmerkingen mbt deelstromen
perssappen van de kuilplaat [m³/jaar]
2-3
grote organische vuilvracht: [kg/jaar]
Ntot: 5,0
Ptot: 2,3-2,6
-
mestsappen [m³/jaar]
35-40
grote organische vuilvracht -
run-off van de kuilplaat [l/m²]
790 [1]
grote organische vuilvracht, b.v.
COD (tot 1 500 mg/l);
BOD (tot 1 300 mg/l);
ZS (tot 130 mg/l)
twee fracties:
geconcentreerde fractie (= first flush)
en verdunde fractie [2]
run-off van verharde oppervlakken dat geen mest bevat [l/m²]    
790
zwevende stoffen;
goed bezinkbare stoffen
-
run-off van met mest bevuilde oppervlakken en materialen (b.v. mestkarren, kalverhutten en voederbakken)  ? mestdeeltjes; grote organische belasting
reinigingswater van stallen [m³/dier/jaar]                                 grote organische belasting (o.a. COD, BOD en ZS) -
  • rundveehouderij
0,20-2,7
(10-80 m³/jaar)
  • varkenshouderij
0,05-1,2
  • pluimveehouderij
0,3-2,9 x 10-3 mestdeeltjes;

melkwinningsinstallatie

[m³/dier/jaar]
3,4 [3]

 grote organische belasting (o.a. COD, BOD en ZS); nutriënten (fosfor en stikstof); zie Tabel 38

(1)voorspoelwater:1/3-2/4;
(2) hoofdspoelwater:1/3-1/4;
(3) naspoelwater:1/3-1/4

 

  • afvalwater van de melkinstallatie en melkkoeltank

[m³/jaar]

80-485

[kg/jaar]

Ntot: 1,9-23,2
Ptot: 4,7-23,1

  • melkkoeltank

10-44

Ntot: 0,9-66
Ptot: 0,1-1,1

afvalwater van de melkstand

[m³/dier/jaar]
2,9 [4]

[m³/jaar]
15-200

mestdeeltjes;
zwevende stoffen;
goed bezinkbare stoffen
-
afvalwater van de melkput, melkhuisje, laarzen, emmers [m³/dier/jaar]
2,0
mestdeeltjes;
zwevende stoffen;
goed bezinkbare stoffen
-
afvalwater uit de ontsmettingsbak voor melkvee verwaarloosbare hoeveelheid chemicaliën;
zwevende stoffen;
goed bezinkbare stoffen
-
spoelwater ontkalking en/of ontijzering van (ijzerhoudend ondiep) grondwater de vereiste hoeveelheid water is functie van het uitgangswater en de kwaliteitseisen chemicaliën;
zwevende stoffen;
goed bezinkbare stoffen
-

BRON: Huits D., 2005a; Nechelput H., 2005c en d; Huits D. en Verelst M., 2004; Van Bommel K., 2002; An., 1999; An., 1995

Tabel 2: Gedetailleerde samenstelling van een aantal deelstromen op 2 voorbeeldbedrijven

parameter voorspoelwater melkinstallatie hoofdspoelwater (alkalisch)
melkinstallatie
naspoelwater (alkalisch)
melkinstallatie
hoofdspoelwater (zuur)
melkinstallatie
naspoelwater (zuur)
melkinstallatie
CZV [mg/l] 2 806 -
5 384
45 -
71
10 -
18
220 -
744
17 -
21
BZV [mg/l] 1 880 -
4 140
7 -
8
4 -
8
33 -
370
7 -
12
ZS [mg/l] 67 -
148
3 -
3
<1 -
1
2 -
3
<1 -
3
Ntot [mg/l] 70.91 -
121.27
1.23 -
4.92
1.34 -
4.23
1.21 -
18.87
1.44 -
4.14
Ptot [mg/l] 13.26 -
21.68
8.70 -
52.77
<1 -
2.8
517.76 -
566.18
14.44 -
29.78
pH 7.33 -
8.03
10.75 -
11.50
8.70 -
8.72
2.10 -
2.12
7.00 -
7.20
EC [µS/cm] 862 -
1 221
2 203 -
3 514
824 -
1195
2524 -
3198
770 -
1090
SO4-2 [mg/l] 84 -
179
85 -
188
85 -
179
89 -
186
98 -
179
Cl- [mg/l] 58 -
153
195 -
323
54 -
144
45 -
152
46 -
144

BRON: Huits D. en Verelst M., 2004; An., 1999



[1] gemiddelde neerslaghoeveelheid in Vlaanderen

[2] kwantitatieve gegevens over de verhouding geconcentreerde en verdunde fractie zijn voor zover bekend niet beschikbaar; deze verhouding is afhankelijk van hoe lang er wordt ingekuild en hoe proper de kuil en de omgeving wordt gehouden

[3] echter sterk afhankelijk van de grootte van de melkstand

[4] echter zeer bedrijfsspecifiek

 

Toon enkel technieken...
Aspecten
...op...
Beste beschikbare techniek
Milieuvriendelijke techniekTechnische aspectenMilieuaspectenBBT
BewezenInterne veiligheidKwaliteitGlobaal - technischWaterverbruikAfvalwaterEmissies van nutriëntenStof en geurAfvalEnergie - elektriciteitsverbruikChemicaliënGeluid en trillingenGlobaal - milieuEconomisch
  • Legende
  • +
    Positief effect
  • -
    Negatief effect
  • --
    Zeer negatief effect
  • -/?
    Mogelijk negatief effect
  • +/-
    Enerzijds negatief, anderzijds positief effect

1 BBT voor veeteeltbedrijven die gebruik maken van kuilvoer

2 Technisch haalbaar voor alle veeteeltbedrijven die een nieuwe kuilplaat aanleggen

Organisatorische maatregelen (b.v. de kuilplaat proper houden door schoonvegen en de kuil na elk gebruik goed af te sluiten) zijn technisch haalbaar bij een bestaande kuilplaat

3 BBT voor alle veeteeltbedrijven die een nieuwe kuilplaat aanleggen; het proper houden van de kuilplaat door schoonvegen en het goed afsluiten van de kuil na elk gebruik is BBT voor alle veeteeltbedrijven met een kuilplaat.

4 Volgens expertinschatting economisch haalbaar bij nieuwbouw kuilplaten

Bij bestaande kuilplaten is de economische haalbaarheid van geval tot geval te evalueren

5 BBT bij nieuwbouw kuilplaten; BBT bij bestaande kuilplaten, tenzij kan worden aangetoond dat het scheidingssysteem in het concrete geval niet economisch haalbaar is

6 Technisch haalbaar voor mestsappen

7 In nieuwe en bestaande installaties

8 Technisch haalbaar voor alle melkveebedrijven op voorwaarde dat voldaan is aan de juridische bepalingen van de mestwetgeving (o.a. definitie van dierlijk mest) en op voorwaarde dat de opslagcapaciteit aangepast wordt.

9 in een beperkt aantal gevallen zou het economisch aantrekkelijker zijn om het afvalwater biologisch te zuiveren in de plaats van te voorzien in bijkomende mestopslagcapaciteit

10 In nieuwe en bestaande installaties

11 Technisch haalbaar voor de veeteeltbedrijven gelegen in zuiveringszone A (gerioleerd en gezuiverd) of zuiveringszone B (gerioleerd en zuivering gepland), op voorwaarde dat de werking van de RWZI niet in het gedrang komt

Niet technisch haalbaar voor veeteeltbedrijven gelegen in zuiveringszone C (gerioleerd maar zuivering niet gepland) of in niet gerioleerd gebied

12 BBT indien aansluiting op riool technisch haalbaar is en toegestaan is door de bevoegde overheid

13 Technisch haalbaar voor alle melkveebedrijven

14 Een KWZI (b.v. percolatierietveld en actief slibsysteem) wordt op sectorniveau niet als economisch haalbaar beoordeeld, zelfs niet indien 40% VLIF-steun wordt toegekend; in specifieke situaties is het toepassen van een KWZI in vergelijking met het uitrijden van "extra mest" op het land wel economisch haalbaar

15 Omwille van lokale condities kan voor een individueel bedrijf geopteerd worden om een KWZI te implementeren

16 Anno 2005 nog niet beschikbaar in Vlaanderen, omwille van praktische en commerciële redenen

17 BBT in het geval van zuiver kuilvoeder (zonder bijmenging van b.v. nevenstromen uit de voedingsnijverheid), en op voorwaarde dat vervuiling van deze afvalwaterstromen zoveel mogelijk wordt vermeden en dat het first flushsysteem optimaal is afgesteld (verdunde fractie van de run-off van de kuilplaat) / een voldoende grote bezinkput wordt voorzien (run-off van niet met mest bevuilde materialen).

18 BBT in het geval van zuiver kuilvoeder (zonder bijmenging van b.v. nevenstromen uit de voedingsnijverheid), en op voorwaarde dat vervuiling van deze afvalstromen zoveel mogelijk wordt vermeden en dat het first flushsysteem optimaal is afgesteld (verdunde fractie van de run-off van de kuilplaat) / een voldoende grote bezinkput wordt voorzien (run-off van niet met mest bevuilde materialen). Opmerking VMM, zie bijlage 5.

19 Lokale omstandigheden kunnen het toepassen van infiltratievoorzieningen onmogelijk maken

20 Reële kans op puntvervuiling

21 Ondanks een positieve beoordeling geen BBT vermits de 2 voorgaande technieken (beregenen op de weide en vertraagd afvoeren naar het oppervlaktewater) een lager risico op milieuvervuiling inhouden. Opmerking VMM, zie bijlage 5.