Emissies naar lucht en geur

Het reinigen van recipiënten die vluchtige stoffen (inclusief sterk geurende verbindingen) hebben bevat, evenals het gebruik van organische oplosmiddelen, kan aanleiding geven tot emissies van VOS en/of geur. De omvang van de emissies wordt bepaald door de hoeveelheid, de aard en de behandeling van de verontreiniging in de recipiënten.

Een gedeelte van de emissies komt direct vrij ter hoogte van de wasstraat. Het gaat hier zowel om VOS-emissies uit het mangat als om VOS die uitdampen uit het warme spoelwater dat vanuit de tankwagen op de wasplaats uitstroomt (bij niet gesloten afvoer van het spoelwater). Een ander deel wordt als potentieel vluchtige emissie via het spoelwater afgevoerd.

Voor de reiniging van tanks met vluchtige stoffen en/of geurende verbindingen worden hulpstoffen toegepast om de oplosbaarheid van de componenten te verhogen. Het spoelwater kan dus vluchtige stoffen (inclusief sterk geurende verbindingen) bevatten die weliswaar bij de reiniging in de waterfase zijn gebracht, maar in het verdere traject van de afvalwaterstroom daar weer uit kunnen treden. In de afvalwaterzuivering kunnen evenwel ook vluchtige stoffen/geurende verbindingen worden verwijderd door afbraak. Het water van de spoeling wordt samen met de andere afvalwaterstromen die binnen het bedrijf ontstaan, via de afvalwaterzuiveringsinstallatie, afgevoerd naar het (openbaar) riool of het oppervlaktewater.

Ook bij de reiniging van vaten kunnen emissies naar de lucht plaatsvinden. Deze emissies bestaan in hoofdzaak uit vluchtige restanten uit de te reinigen vaten en oplosmiddelen gebruikt bij vnl. het voorspoelen. Ook opslag van niet-gereinigde vaten kan aanleiding geven tot luchtverontreiniging door verdamping van vluchtige stoffen (inclusief sterk geurende verbindingen) uit defecte of slecht gesloten vaten die nog vluchtige productrestanten bevatten.

Inschatting VOS input per tankwagen

In januari 2000 werd in Nederland een onderzoek (TNO, 2000) uitgevoerd naar de emissies van VOS[1] bij tankautoreinigingsbedrijven. In dit onderzoek werden de emissies van de belangrijkste bronnen bij een drietal bedrijven gemeten. De drie onderzochte bedrijven beschikten over installaties welke representatief waren voor het deel van de sector dat chemicaliën reinigt. Op basis daarvan werd een eerste indicatieve massabalans over één tankauto opgesteld. (TNO, 2000), werd een aangepaste, indicatieve massabalans opgesteld:

VOSin = VOSuit, direct + VOSuit, potentieel

VOSin = hoeveelheid damp in tank + hoeveelheid vloeistof in tank

VOSin = 3,3 kg vluchtige VOS als verzadigde damp + 3,2-7,2 kg vluchtige VOS als vloeistoffilm + achtergebleven vloeistof (restlading) = 6,5-10,5 kg

VOSuit, direct =2 kg vluchtige VOS via luchtafvoerkanaal = 2 kg

VOSuit, potentieel = 10 kg potentieel vluchtige VOS via spoelwater = 10 kg

Deze massabalans is niet geheel sluitend (VOSin ≠ VOSuit), hetgeen door TNO verklaard werd doordat de schattingen van de inkomende en de uitgaande massa onafhankelijk van elkaar gebeurd zijn (Huybrechts, Vercaemst, & Dijkmans, 2003). Er werd geoordeeld dat de massabalans (ingaande massa = uitgaande massa) redelijk goed benaderd werd. Op basis van het TNO-onderzoek werd voor de inschatting van emissies in Nederland verder uitgegaan van een totale input van 12 kg VOS per tankauto.

Inschatting VOS-emissie zonder emissiesbeperkende maatregelen

Op grond van de massabalans werd de totale VOS-emissie (direct + potentieel) ingeschat op 12 kg per tankauto die vluchtige organische stoffen heeft vervoerd. Voor de hele Nederlandse tankautoreinigingsbranche (bij 41.000 reinigingen[2] per jaar) gaf dit (in 2000) een totale emissie van ca. 500 ton per jaar (direct + potentieel).

Voor een situatie zonder emissiebeperkende maatregelen (= zonder bijkomende verwijdering van restlading, zonder gesloten afvoer van spoelwater) werd door TNO geschat dat deze 12 kg als volgt is verdeeld:

  • Directe emissie ter hoogte van de wasstraat: 2 kg (ca. 17%)
    Het gaat hier zowel om VOS-emissies uit het mangat als om VOS die uitdampen uit het warme spoelwater dat vanuit de tankauto op de wasplaats uitstroomt.
  • Potentiële emissie afgevoerd via het spoelwater: 10 kg (ca. 83%)
    Deze 10 kg kan ter hoogte van verschillende bronnen die verspreid zijn over het tankautoreinigingsstation aanleiding geven tot emissies. De verdeling wordt als volgt ingeschat:
  • Emissies ter hoogte van buffertank voor FFU: 0,8 kg (ca. 7%)
  • Emissies ter hoogte van FFU - Fysicochemische afvalwaterzuivering: 2,65 kg (ca. 22%)
  • Emissies in de afvalwaterzuivering (na de FFU): 0,55 kg (ca. 4%)
  • VOS aan slib, afbraak en in effluent: 6 kg (ca. 50%)

Op basis van deze schatting bedragen de directe VOS-emissies naar de omgeving dus in totaal 6 kg per tankauto die vluchtige organische stoffen heeft vervoerd.  De overige 6 kg is aan het slib gebonden, afgebroken of nog aanwezig in het effluent. De fractie die aan het slib gebonden is, kan nog aanleiding geven tot emissies gedurende de slibopslag en –behandeling.

Bron: (Nederlandse Commissie Integraal Waterbeheer (CIW), 2002).

Inschatting VOS-emissies met emissiebeperkende maatregelen

In Figuur 13 is een indicatieve massabalans weergegeven over één tankauto voor een bedrijf waarbij het effect van emissiebeperkende maatregelen in rekening is gebracht (met name het aftappen en afvoeren van achtergebleven lading, gesloten afvoer van (voor)spoelwater, en luchtbehandeling ter hoogte van de FFU  (Nederlandse Commissie Integraal Waterbeheer (CIW), 2002).

Figuur 13: Indicatieve massabalans (over één tankauto) voor een bedrijf met afvalwaterzuiveringsinstallatie en na implementatie van emissiereducerende maatregelen

Bron: (Nederlandse Commissie Integraal Waterbeheer (CIW), 2002)

Op basis van deze schatting bedragen de directe VOS-emissies naar de omgeving in totaal 2,33 kg per tankauto die vluchtige organische stoffen heeft vervoerd. 4,9 kg blijft aan het slib gebonden, afgebroken of nog aanwezig in het effluent. De fractie die aan het slib gebonden is, kan nog aanleiding geven tot emissies gedurende de slibopslag en –behandeling.

In vergelijking met de situatie zonder emissiebeperkende maatregelen wordt dus een belangrijke emissiereductie gerealiseerd. Een belangrijk deel van deze emissiereductie (3,2 kg) wordt gerealiseerd door het aftappen en afvoeren van de achtergebleven lading. Daarnaast hebben ook de gesloten afvoer van het spoelwater en de luchtbehandeling ter hoogte van de FFU een emissiebeperkend effect.

Inschatting VOS-emissies Vlaanderen

In Vlaanderen rapporteert slechts een beperkt aantal bedrijven uit de sector voor het inwendig reinigen van recipiënten emissies van VOS in het Integrale Milieujaarverslag (IMJV).

De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) maakt een inschatting van de emissies van VOS, althans voor tankreiniging, gebruik makend van gegevens uit de massabalans uit het oorspronkelijke onderzoek van TNO (TNO, 2000). Deze inschatting wordt weergegeven in Figuur 14. Hierin wordt per reiniging uitgegaan van een emissie van 1,8 kg VOS ter hoogte van de wasstraat en 3,6 kg VOS ter hoogte van de buffertanks, de FFU (fysicochemische afvalwaterzuivering) en biologische afvalwaterzuivering bij reiniging van een tankauto met KWS (Koolwaterstoffen) lading. Emissies van VOS gedurende slibopslag en -behandeling worden niet in rekening gebracht, althans niet voor de berekening van de totale emissies van de reinigingssector.

Het aantal tankreinigingen dat jaarlijks in Vlaanderen plaatsvindt, wordt voor de inschatting van de emissies bepaald op basis van informatie van CTC. Men neemt aan dat cfr. de Nederlands situatie 12% van die tanks als laatste lading KWS of VOS hebben bevat.

Figuur 14: Emissies van VOS (schatting) bij tankreiniging in Vlaanderen, 2003-2017

Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM)

De door VMM gehanteerde emissiefactoren zijn vrij hoog in vergelijking met Figuur 13. Vermits ze gebaseerd zijn op het oorspronkelijke TNO-onderzoek, houden ze geen rekening met emissiereducerende maatregelen zoals het aftappen en afvoeren van achtergebleven lading, de gesloten afvoer van (voor)spoelwater, en luchtbehandeling ter hoogte van de FFU. Vermits de 1ste 2 van deze maatregelen opgelegd zijn via de sectorale voorwaarden in VLAREM, lijkt het aangewezen om het effect hiervan wel in rekening te brengen. De luchtbehandeling ter hoogte van de FFU daarentegen wordt in Vlaanderen niet standaard toegepast, waardoor het effect van deze maatregel niet in rekening moet worden gebracht in de emissiefactoren. Dit betekent dat kan uitgegaan worden van een emissies van 0,7 kg VOS ter hoogte van de wasstraat, en 3,2 kg ter hoogte van de buffertanks, de FFU en de biologische afvalwaterzuivering.

De emissies van VOS bij vatenreiniging worden niet geschat door de VMM. Op basis van de gegevens gerapporteerd in het Integrale Milieujaarverslag van de voornaamste vatenreiniger in Vlaanderen, blijken de emissies van VOS, zeker de laatste jaren, beperkt.

Figuur 15: Emissies van VOS bij vatenreiniging in Vlaanderen, 2003-2017

Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (VMM)

Bronnen:

  • (Nederlandse Commissie Integraal Waterbeheer (CIW), 2002)
  • (Coördinatiecommissie Uitvoering Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (CUWVO), 1993)
  • (Huybrechts, Vercaemst, & Dijkmans, 2003)
  • (TNO, 2000)
  • (TNO, 2000)


[1] In de NeR was vastgelegd dat er sprake is van een VOS als de dampspanning groter is dan 1 kPa bij reinigingstemperatuur.

[2] Van zeven tankautoreinigingsbedrijven, die gezamenlijk 73% van het aantal reinigingen van chemicaliën in Nederland uitvoeren, is bekend welke 50 stoffen zij in één jaar het meest gereinigd hebben. Op basis van de stofgegevens kan worden vastgesteld dat deze zeven bedrijven per jaar zo'n 30.000 reinigingen van vluchtige stoffen uitvoeren. Extrapolatie van deze gegevens gaf aan dat landelijk jaarlijks circa 41.000 reinigingen van tankauto's worden uitgevoerd die vluchtige stoffen geladen hadden.