Gebruik van ecotoxiciteitstesten voor de beoordeling van de afvalwaterlozing

Beschrijving

De monitoring van emissies van gevaarlijke stoffen d.m.v. (klassieke) analyses heeft zijn beperkingen. Het is niet haalbaar om de afvalwaters die ontstaan tijdens het reinigingsproces op een systematische manier te screenen. In het effluent kan dit, voor een aantal parameters, wel. Ten aanzien van het einddoel, d.i. het beschermen van het ontvangend ecosysteem, blijven toch nog een aantal knelpunten:

  • Niet alle gevaarlijke stoffen zijn bekend en kunnen geanalyseerd worden;
  • De impact van de aanwezigheid van bepaalde stoffen kan niet altijd correct ingeschat worden. Dit kan komen door gebrek aan kennis over de impact, of over een gebrek aan informatie over de vorm waarin een stof aanwezig is (wat evenwel geminimaliseerd wordt door het werken met een productdatabank, zie ook § 4.1.4);
  • De onderlinge effecten tussen de stoffen zijn niet altijd bekend.

Dit maakt dat een alternatieve benadering, een impactgerichte benadering, d.m.v. ecotoxiciteitsmetingen bijzonder interessant is. Ecotoxiciteitsmetingen bieden een integrale benadering voor het probleem van de milieu-impact. Ze worden in de sector evenwel, tot nog toe, niet routinematig toegepast omwille van hun complexiteit en hun hoge kostprijs. (Desmet, 2016)

Een vereenvoudigde methodiek in de vorm van limiettesten maakt het echter mogelijk om deze ecotoxiciteitsmetingen meer routinematig uit te voeren. Hierbij wordt uitgegaan van ecotoxicologische testen (alg, watervlo, vis) waarbij geen verdunningsreeksen gemaakt worden, maar waar op de hoogst mogelijke verdunning wordt getest. De rapportering gaat dan ook uit van de procentuele inhibitie die vastgesteld wordt bij deze concentratie. Dit is in lijn met de meest recente WAC procedures voor ecotoxiciteit (https://emis.vito.be/nl/lne-erkenningen-water). De bruikbaarheid van deze gewijzigde en kosten-efficiëntere aanpak werd via experimentele studies aangetoond.

(Witters, Hilda; Desmet, Hugo, 2017) besluit:

  • Het principe van limiettesten geeft voldoende inzicht of een monster wel of niet toxisch is voor een specifiek organisme. Voor beoordeling van effluent kan deze werkwijze zeker toegepast worden en is een verdunningsreeks niet absoluut noodzakelijk.
  • Doordat de beoordeling bij limiettesten gebeurt op de parameter “procentuele inhibitie” die rechtstreeks uit de meting af te leiden is, is de interpretatie veel éénduidiger dan bij het bepalen van een EC50-waarde.
  • Uit de testen blijkt dat de criteria van 25 en 50% toxiciteit voor het definiëren van een significant toxisch signaal in een limiet test voldoende hoog zijn en duidelijk verschillend van de controle conditie. Wanneer deze percentages bekomen worden is er dus effectief sprake van acute toxiciteit.

De relevantie van toxiciteitsmetingen voor de sector wordt benadrukt door de toxiciteitsresultaten in § 3.3.5. Het is echter niet mogelijk om één organisme naar voor te schuiven als referentieorganisme in geval van toxiciteitsevaluaties. De verschillende organismes moeten hierbij bekeken worden.

De opzet van deze maatregelen is om, wanneer de testen van de ecotoxtesten aangeven dat het effluent staal ecotoxisch is, te gaan kijken welk influent/product verantwoordelijk is voor de toxiciteit (cfr. acceptatiebeleid (§ 4.1.2) en registratiesysteem (§ 4.1.3), en a.d.h.v. deze informatie correctieve acties (en evt. weigeringen) in de toekomst te gaan uitvoeren.

Het monitoren van het afvalwater a.d.h.v. ecotoxiciteitstesten met het oog op karakterisatie (toxiciteit en biologische verwijderbaarheid/afbreekbaarheid) zorgt ervoor dat de juiste combinatie van afvalwaterzuiveringstechnieken (bv. fysico-chemische zuivering, actief koolfilter(s), eventueel op deelstroomniveau) kan gekozen en ingezet worden. Voor complexe afvalwaters is dit een aangewezen alternatieve aanpak (i.p.v. een hele reeks stofspecifieke normen).

Toepasbaarheid

  • Techniek is bewezen.
  • Techniek heeft geen noemenswaardige technische beperkingen.
  • Techniek wordt in de sector, tot nog toe, niet routinematig toegepast (Desmet, 2016). Voor een aantal bedrijven wordt wel een beoordeling van toxiciteit van het effluent opgelegd via de bijzondere voorwaarden in de vergunning (zie § 2.3.1). Het gehanteerde beoordelingskader wordt geschetst in Figuur 4.
  • De concrete uitvoering in de tank- en vatensector zal op bedrijfsniveau bekeken moeten worden (bv. in kader van bijzondere vergunningsvoorwaarden).
  • De meetmethodes (WAC/V/B001-004 & 007 - m.b.v. verschillende organismen) staan op punt (meer info: zie Compendium voor de monsterneming, meting en analyse van water (WAC) | EMIS (vito.be))
  • De randvoorwaarden voor de meetmethodiek m.b.t. mogelijke interferentie door zouten werden- na uitgebreid onderzoek- voor de organismen algen (WAC/V/B/003) en invertebraten (WAC/V/B/001) recentelijk op punt gesteld (gereviseerde versie van november 2021 – beschikbaar op https://emis.vito.be/en/node/272). Voor de organismen visembryo (WAC/V/B/002) en bacterie (WAC/V/B/004) zal dit in de toekomst eveneens verder worden verfijnd. Bij twijfel of vragen m.b.t. interferentie van zouten/geleidbaarheid op het resultaat van de ecotoxiciteitstest, wordt aangeraden het VITO-referentielabo[1] te contacteren.
  • Er loopt momenteel een studie over de ecotoxiciteit in industriële effluenten en ontvangende waters[2], uitgevoerd door Sphere (Systemic Physiological & Ecotoxicological Research) van de Universiteit Antwerpen, en Arche Consulting, en gefinancierd door de deelnemende bedrijven. Dit onderzoek maakt een kritische analyse van de limiettest en evalueert de identificatie van de ecotoxiciteit, en heeft als doel om:
    • Resultaten van de limiettesten bij de deelnemende bedrijven in kaart te brengen;
    • Op basis van de door de bedrijven aangeleverde informatie en de uitgevoerde ecotoxiciteitstesten, een inventaris op te maken van potentieel ecotoxische componenten van de effluenten van de deelnemende bedrijven;
    • Resultaten van de TIE (Toxicity Identification Evaluation)-procedures bij een aantal geselecteerde bedrijven voor te stellen, alsook de uitwerking van een methodologie voor de uitvoering van een TIE-procedure met aanbevelingen voor remediëring.

De resultaten van dit onderzoek zijn op moment van het afronden van deze BBT-studie (december 2021) nog niet beschikbaar.

Milieuvoordeel

  • Optimalisatie van de afvalwaterzuiveringsprocessen.
  • Toename van de zuiveringsefficiëntie.
  • Beperking van emissies naar water.
  • Daling van aantal fysico-chemische metingen
  • Daling van aantal normen op parameterniveau (in de toekomst)

Financiële aspecten

  • Kosten voor personeel, opleiding, opvolging, etc.
  • Besparingen als gevolg van de optimalisatie van de afvalwaterzuiveringsprocessen, incl. vermeden heffingen.

Bronnen

  • (Desmet, 2016)
  • (Witters, Hilda; Weltens, Reinhilde, 2015)
  • (Witters, Hilda; Desmet, Hugo, 2017)


[1] Contactpersonen Hilda Witters en Hilde Van den Broeck

[2] Dit onderzoek richt zich op de bredere waaier van industriële afvalwaters, niet specifiek op effluenten van tank- en vatenreinigers

 

Toon enkel technieken...
Aspecten
...op...
Beste beschikbare techniek
Milieuvriendelijke techniekTechnische aspectenMilieuaspectenBBT
BewezenAlgemeen toepasbaarInterne veiligheidKwaliteitGlobaal - technischWaterverbruikAfvalwaterLuchtBodemGeurAfvalEnergie - elektriciteitsverbruikChemicaliënGeluid en trillingenImpact op de ketenGlobaal - milieuEconomisch
Gebruik van ecotoxiciteitstesten voor de beoordeling van de afvalwaterlozingJa
  • Legende

1 Zie opmerking van Commissie Tank Cleaning in Bijlage 5