End of pipe technieken

Uit gesprekken met leveranciers blijkt dat end-of-pipe technieken zelden of nooit toegepast worden bij installaties van 300 kWth – 50 MWth.[1]

Om NOx-emissies terug te brengen tot aanvaardbare niveaus geven de meeste leveranciers de voorkeur aan primaire maatregelen. Vaak is de mogelijkheid er eventueel wel (zeker bij de grotere vermogens) om technieken zoals SCR of SNCR te plaatsen, maar wordt dit gewoon niet gedaan: men kan de emissies voldoende reduceren met primaire maatregelen.

Voor SO2-emissies beschouwt men voornamelijk de keuze van de brandstof als belangrijkste maatregelen. Verdere reductiemaatregelen worden door geen enkele leverancier vermeld als toegepast of in het gamma.

Voor wat betreft emissies van stof, werd (zoals reeds vermeld) geen concrete informatie verzameld: geen van de tot hier toe gecontacteerde leveranciers verkoopt installaties op kolen. Leveranciers van installaties op hout bijvoorbeeld gaven wel aan dat zij gebruik maken van stofreducerende maatregelen, weliswaar vooral bij de middelgrote installaties. Details bij de beschrijving van deze installaties gelden dan ook voornamelijk voor haalbare stofniveaus bij verbranding van hout, maar kunnen vaak doorgetrokken worden voor kolen.

Momenteel staat bij elk van de technieken de link (indien beschikbaar) naar de EMIS-website, waar algemene technische fiches terug te vinden zijn.



[1] Zie de opmerking van Essenscia in bijlage 5

 

Toon enkel technieken...
Aspecten
...op...
Beste beschikbare techniek
Milieuvriendelijke techniekTechnische aspectenMilieuaspectenBBT
BewezenInterne veiligheidKwaliteitGlobaal - technischWaterverbruikAfvalwaterLuchtBodemAfvalEnergie - elektriciteitsverbruikChemicaliënGlobaal - milieuEconomisch
End of pipe technieken
Stookinstallaties
Multi-cycloonvgtg 2
Doekenfiltervgtg 4
Elektrofilter (ESP)vgtg 6
Stofwasservgtg 8
SNCRvgtg 10
SCRvgtg 12
Natte wasser (vanaf 5 MWth)vgtg 14
Halfnatte wasserNee 15
Droog-sorbent injectievgtg 17
Stationaire motoren
Roetfilter (dieselmotoren)Ja 19
Doekenfilter/ESP (dieselmotoren)Nee
SCRvgtg 21
Driewegkatalysator (gasmotoren)Nee
SO2-reductietechnieken
Natte wasser (dieselmotoren)Nee 23
Halfnatte wasser (dieselmotoren)Nee
Droog-sorbent injectie (dieselmotoren)Ja 25
Gasturbines
SCRNee
SCONOxNee
  • Legende
  • -
    Negatief effect
  • 0
    Geen/verwaarloosbare impact
  • +
    Positief effect
  • +/-
    Soms een positief effect, soms een negatief effect

1 De kostenhaalbaarheid en – effectiviteit is afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste en vloeibare brandstoffen. “--“ voor installaties <1 MWth op vaste brandstoffen en installaties op gasolie verwarming (alle vermogens) “-/--“ voor installaties 1-<5MWth op vaste brandstoffen, < 5 MWth op residuele brandstoffen “-“ voor installaties 5-<50 MWth op vaste en residuele brandstoffen

2 Multicycloon is BBT onder volgende voorwaarden: Vaste brandstoffen: - installaties 1-<5 MWth en >4000 draaiuren - installaties 5-<20 MWth en <4000 draaiuren (>4000 draaiuren: alternatieve technieken zijn BBT) Residuele brandstoffen: - installaties 5-<20 MWth en > 4000 draaiuren - installaties 20-<50 MWth

3 De kostenhaalbaarheid en – effectiviteit is afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste en vloeibare brandstoffen: “--“ voor installaties <5 MWth op vatse brandstoffen en installaties op gasolie verwarming (alle vermogens) “-/--“ voor installaties <5 MWth op residuele brandstoffen “-“ voor installaties 5-<50 MWth op vaste brandstoffen en residuele brandstoffen

4 Een doekenfilter is enkel BBT bij de volgende voorwaarden: installaties gestookt met vaste brandstoffen, een vormogen van 20-<50 MWth en > 4000 draaiuren.

5 De kostenhaalbaarheid en –effectiviteit is afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste en vloeibare brandstoffen: “--“ voor installaties <5 MWth op vaste brandstoffen en installaties op vloeibare (residuele en gasolie) brandstoffen (alle vermogens) “-/--“voor installaties 5-<50 MWth op vaste brandstoffen

6 Een elektrofilter (ESP) is enkel BBT bij installaties op vaste brandstoffen, met een vermogen van 20-<50 MWth en >4000 draaiuren

7 De kostenhaalbaarheid en – effectiviteit is afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste brandstoffen: “--“ voor installaties <20 MWth op vaste brandstoffen “-“ voor installaties 20-<50 MWth op vaste brandstoffen

8 Een stofwasser is enkel BBT bij installaties op vaste brandstoffen, met een vermogen van 20-<50 MWth en <4000 draaiuren (bij >4000 draaiuren zijn andere, alternatieve technieken BBT)

9 De kostenhaalbaarheid en – effectiviteit is afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen: “--“ voor installaties <1 MWth op vaste brandstoffen en installaties op aardgas (alle vermogens) “-/--“ voor installaties <5 MWth op residuele brandstoffen en gasolie verwarming “-“ voor installaties 1-<50 MWth op vaste brandstoffen en installaties 5-<50 MWth op residuele brandstoffen en gasolie verwarming - installaties 20-<50 MWth

10 SNCR is BBT onder volgende voorwaarden: Vaste brandstoffen: - installaties 1-<50 MWth indien het hoge kostenscenario voor SCR geldt. Zoniet, bij lage kosten SCR, is SCR performanter en dus BBT. Residuele brandstoffen: - installaties 1-<5 MWth en >4000 draaiuren, als hoge kostenscenario voor SCR geldt. Zoniet (lage kostenscenario SCR), is SCR performanter en dus BBT. - installaties 5-<20 MWth indien hoge kostenscenario voor SCR geldt. Zoniet (lage kostenscenario SCR), is SCR performanter en BBT. - installaties 20-<50 MWth en <4000 draaiuren, bij hoge kostenscenario SCR. Zoniet (lage kostenscenario SCR), is SCR performanter en BBT voor < en > 4000 draaiuren. Gasolie verwarming: - installaties 5-<20 MWth en > 4000 draaiuren indien hoge kostenscenario SCR. Zoniet (lage kostenscenario SCR), is SCR performanter en BBT. - installaties 20-<50 MWth indien hoge kostenscenario voor SCR. Zoniet (lage kostenscenario SCR) is SCR performanter en BBT voor < en >4000 draaiuren. Aardgas: - installaties 20-<50 MWth bij <4000 draaiuren enkel bij lage kostenscenario voor SNCR. Bij >4000 draaiuren enkel wanneer prijzen voor SCR hoog zijn. Bij lage kostenscenario SCR is SCR BBT, want meer performant.

11 De kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste, vloeibare en gasvormige brandstoffen: “--“ voor installaties <1 MWth op vaste brandstoffen, <5 MWth op residuele brandstoffen en gasolie en alle installaties op aardgas (alle vermogens) “-/--“ voor installaties 5-<50 MWth op residuele brandstoffen en gasolie verwarming “-“ voor installatie 1-<50 MWth op vaste brandstoffen

12 SCR is BBT onder volgende voorwaarden: Vaste brandstoffen: - installaties <1 MWth en >4000 draaiuren, indien lage kostenscenario voor SCR geldt. - installaties 1-<50 MWth indien lage kostenscenario voor SCR geldt. Residuele brandstoffen: - installaties <1 MWth en >4000 draaiuren, indien lage kostenscenario voor SCR geldt. - installaties 1-<20 MWth indien lage kostenscenario voor SCR geldt. - 20-<50 MWth en >4000 draaiuren altijd. Bij <4000 draaiuren enkel indien lage kostenscenario SCR geldt. Gasolie verwarming: - installaties 1-<5 MWth en >4000 draaiuren indien lage kostenscenario SCR geldt. - installaties 5-<50 MWth indien lage kostenscenario SCR geldt. Aardgas: - installaties 5-<50 MWth en >4000 draaiuren indien lage kostenscenario SCR geldt.

13 Natte wasser is BBT bij installaties 20-<50 MWth op vaste brandstoffen en residuele brandstoffen.

14 Natte wasser is BBT bij installaties 20-<50 MWth op vaste brandstoffen en residuele brandstoffen.

15 Alternatieve technieken zijn BBT.

16 De kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de installatie en de draaiuren, bij vaste en vloeibare brandstoffen: “--“ voor installaties <1 MWth op gasolie verwarming “-/--“ voor installaties op residuele brandstoffen en installaties 5-<50 MWth op gasolie verwarming “-“ voor installaties op vaste brandstoffen

17 Droog-sorbent injectie is BBT onder volgende voorwaarden: Vaste brandstoffen: - installaties <20 MWth (20-<50 MWth: alternatieve technieken zijn BBT) Residuele brandstoffen: - installaties <20 MWth (20-<50 MWth: alternatieve technieken zijn BBT) Gasolie verwarming: - installaties van alle vermogens, bij >4000 draaiuren

18 Kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de motor en de draaiuren: “--“ dieselmotoren op gasolie verwarming (extra) “-/--“ dieselmotoren op residuele brandstoffen

19 Roetfilter is enkel BBT voor dieselmotoren gestookt met residuele brandstoffen (alle vermogens).

20 Kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de motor en de draaiuren: “-/--“ gasmotoren <5 MWth “-“ gasmotoren 5-<50 MWth en dieselmotoren (residuele brandstof, gasolie verwarming (extra) en alle vermogens)

21 SCR is enkel BBT onder volgende voorwaarden: Gasmotoren: - installaties <5 MWth en > 2000 draaiuren - installaties 5-<50 MWth Dieselmotoren (residuele brandstoffen, gasolie verwarming (extra)): - alle vermogens en alle brandstoffen

22 Kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de motor en de draaiuren: “--“ dieselmotoren op gasolie verwarming (extra) “-/--“ dieselmotoren op residuele brandstoffen

23 Natte wasser is enkel BBT onder volgende voorwaarden: Dieselmotor op residuele brandstoffen: 20-<50 MWth Dieselmotor op gasolie verwarming: 20-<50 MWth en >2000 draaiuren

24 Kostenhaalbaarheid en –effectiviteit zijn afhankelijk van de grootte van de motor en de draaiuren: “--“ dieselmotoren op gasolie verwarming (extra) “-/--“ dieselmotoren op residuele brandstoffen

25 Droog-sorbent injectie is enkel BBT voor dieselmotoren op residuele brandstoffen (alle vermogens) en installaties op gasolie verwarming <20 MWth en >2000 draaiuren.