Lucht/geur/stof

Beschrijving

Naast het broeikasgas methaan, komen mogelijk ook stof, geurcomponenten (bv. laag moleculaire amines en organische zuren), ammoniak, waterstofsulfide, natriumoxide en bio-aërosolen (kiemen) vrij ter hoogte van een (mest)covergistingsinstallatie.

Luchtemissies, geurhinder en stofemissies kunnen ontstaan ter hoogte van o.a. de volgende processtappen in (mest)covergistingsinstallaties:

  • aanvoer, opslag, voorbehandeling en menging van de inputstromen (mest, energiegewassen en OBA) (o.a. geurcomponenten, stof, H2);
  • inbrengen van de inputstromen in de vergister (eigenlijke vergistingsproces) (o.a. geurcomponenten en stof);
  • behandelen (bv. drogen) van het digestaat (o.a. emissies van stof en NH3, geur);
  • opslag van het (gedroogd) digestaat als meststof (o.a. emissies van NH3, N2O, CH4 en stof, en geurcomponenten);

Daarnaast komen er ook emissies vrij bij de verbranding van het biogas (bv. stof, roet, TOC, NOx en CO). Gezien valorisatie (verbranding) van het biogas buiten de scope van deze BBT-studie valt, worden deze emissies niet verder behandeld.

Ook bij de toepassing van digestaat als meststof komen luchtemissies vrij. Deze activiteit valt eveneens buiten de scope van deze BBT-studie en wordt bijgevolg niet in detail behandeld.

Kwantitatieve inschatting

Voor zover gekend is er geen kwantitatieve informatie beschikbaar over luchtemissies die vrijkomen bij (mest)covergisting.

Toon enkel technieken...
Aspecten
...op...
Beste beschikbare techniek
Milieuvriendelijke techniekTechnische aspectenMilieuaspectenBBT
BewezenInterne veiligheidKwaliteitGlobaal - technischWaterverbruikAfvalwaterBodemStof en geurAfvalEnergie - elektriciteitsverbruikChemicaliënGeluid en trillingenGlobaal - milieuEconomisch
  • Legende
  • +
    Positief effect
  • 0/+
    Soms geen, soms positief effect
  • 0
    Geen/verwaarloosbaar effect
  • -/0
    Soms negatief, soms geen effect
  • -
    Negatief effect

1 De concrete invulling van deze maatregel dient op bedrijfsniveau bepaald te worden. Een aantal maatregelen zijn enkel relevant voor bedrijven die digestaat en/of biogasbehandeling toepassen (bv. ‘Biogasbehandeling optimaliseren’ en ‘Digestaatbehandeling optimaliseren’). Vermits pocketvergisters veelal geen behandeling van het digestaat en/of biogas toepassen, zijn dergelijke maatregelen minder relevant voor deze categorie van vergistingsinstallaties.

2 Het merendeel van deze maatregelen vergt voornamelijk inspanningen betreffende planning en mentaliteit.

3 Het inschakelen van een erkend MER-deskundige in de discipline lucht houdt een zekere kost is.

4 Luchtbehandeling zal economisch gezien vermoedelijk beter haalbaar zijn voor grote vergistingsinstallaties in vergelijking met kleine (mest)covergistingsinstallaties (bv. pocketvergisters) omwille van het schaalvoordeel.

5 BBT Indien brongerichte en/of procesgeïntegreerde maatregelen ontoereikend zijn om geurhinder te vermijden, afhankelijk van de lokale situatie.

6 ATEX staat voor de Franse benaming "ATmosphère EXplosible" en wordt als synoniem gebruikt voor twee Europese richtlijnen op het gebied van explosiegevaar onder atmosferische omstandigheden. Vanaf 1 juli 2003moeten organisaties in de EU waar explosiegevaar bestaat voldoen aan de nieuwe ATEX 137 richtlijn (richtlijn 1999/92/EG). Een andere richtlijn is de ATEX 95 richtlijn (richtlijn 94/9/EG). Deze richtlijn is speciaal voor apparatuur die gebruikt wordt op plaatsen waar explosiegevaar is.

7 BBT Indien digestaatbehandelingstechnieken worden toegepast (bv. drogen, indampen en korrelen) waarbij stofemissies vrijkomen.

8 ATEX staat voor de Franse benaming "ATmosphère EXplosible" en wordt als synoniem gebruikt voor twee Europese richtlijnen op het gebied van explosiegevaar onder atmosferische omstandigheden. Vanaf 1 juli 2003moeten organisaties in de EU waar explosiegevaar bestaat voldoen aan de nieuwe ATEX 137 richtlijn (richtlijn 1999/92/EG). Een andere richtlijn is de ATEX 95 richtlijn (richtlijn 94/9/EG). Deze richtlijn is speciaal voor apparatuur die gebruikt wordt op plaatsen waar explosiegevaar is.

9 BBT indien brongerichte en/of procesgeïntegreerde maatregelen niet volstaan om een emissieniveau <10 mg/Nm³ te behalen (huidige VLAREM-norm).