Anodische oxidatie

Bij anodische oxidatie wordt NaCl aan het zwemwater toegevoegd in hoeveelheden tot 2 kg/m³. Het chloridengehalte neemt daarmee toe tot een concentratie van ± 1 200 mg Cl-/l. Meestal wordt in deelstroom van het circulatiesysteem een elektrodepakket geplaatst. In kleinere baden (privé zwembaden) wordt gewerkt met lager chloridengehalte van 300 mg Cl-/l (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007).

Het zoute water stroomt van de anode naar de kathode. Het bij de anode gevormde chloor komt dan in contact met water met een verhoogde pH en gaat daarbij over in natriumhypochloriet volgens:

Cl2 + 2 NaOH  NaOCl (=natriumhypochloriet) + NaCl + H2O

De elektroden moeten regelmatig worden omgepoold om kalkaanslag te voorkomen.

Anodische oxidatie wordt vooral toegepast in kleine zwembaden, omdat bij grote zwembaden het zoutgehalte relatief laag is en de elektroden een groter oppervlakte moet bevatten. Dit leidt tot hogere investeringskosten. Bij kleinere baden speelt dit aspect minder een rol. Er zijn geen publiek toegankelijke zwembaden gekend die met deze techniek zijn uitgerust.

Voordelen

  • De vorming van chlooramines en AOX zou kleiner zijn wanneer gebruik gemaakt wordt van een anodische oxidatie (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007). Dit wordt echter niet bevestigd door Burlion (2004).

Nadelen

  • pH verlagend;
  • hoge zoutconcentratie van het badwater (slechte watersmaak);
  • corrosief;
  • er moet voldoende geventileerd worden om het geproduceerde H2-gas af te voeren.

Kosten (Vlaringerbroek en van Straaten, 2007)

  • Peuterbad + whirlpool (48 + 2 m³): investering: 25 000 euro; werkingkosten: 1 600 euro/jaar;
  • wedstrijdbad + whirlpool (600 m³): investering: 60 000 euro; werkingkosten: 3 300 euro/jaar.

Milieu-impact